- Advertentie -
- Advertentie -

Knopen

- Advertentie -

Delen

2-wekelijkse column, geschreven door Steven Stern

Een schipper die geen touw knopen kon. Ik kende er een: Frans. Hij had in de jaren 80 een lief schipke, zoals hij zelf zei. Alles aan boord was netjes en schoon, nergens roest of rot. De gangboorden grijs geverfd, de verhoogde den lichtblauw, net als de roefdekken voor en achter. In die tijd stond er een teakhouten stuurhut op, die hij met de hand had afgekrabd en daarna drie keer in de vernis gezet, buiten én binnen. In de machinekamer een bijna nieuwe motor, prachtig gewoon, vond hij. Met de sokken over de vloerplaten lopen zoals bij sommige collega’s, dat was niks voor hem, je kunt ook overdrijven, hè.

Als hij zo over zijn schip vertelde – dat deed hij graag en veel – stond hij altijd met zijn linkerhand in zijn broekzak. Met de andere zette hij zijn woorden kracht bij en hij grinnikte na iedere zin, sigaartje in de mondhoek, het leesbrilletje halverwege de neus.

Alles goed voor mekaar maar hij kon knopen noch splitsen. Hij had het wel geprobeerd maar vergiste zich voortdurend in de strengen van de gevlochten of geslagen touwen. Zelfs voor zijn matroos was knopen iets onbekends, van wie zou hij het immers moeten leren?

De slungelige jongen van een jaar of negentien was twee jaar geleden langs zijn schip gelopen en had hem gevraagd of varen leuk was. Frans’ bevestigende antwoord was voldoende overtuigend geweest en even later was hij matroos op de Venti. Winden betekent dat, een wonderlijk iets voor een schipper met een hekel aan wind.

Schipper Frans heette eigenlijk Franciscus maar werd door iedereen op de vaart en uit zijn dorp in het zuiden, Franske genoemd. Franske van de Venti. Zijn broer, die Servaas heette, had ook gevaren. Gek genoeg werd zijn naam nooit afgekort.

Servaas was de oplossing voor het probleem van Frans want hij kon wél knopen. Heel verdienstelijk zelfs. Niet alleen de touwen op het dek van zijn broer, ook van vlaggenlijn knoopte hij van alles, zoals sleutelhangers en koordjes voor miniatuurscheeps­bellen. Hij had er een klein handeltje voor opgezet.

Meestal werd Servaas naar boord gelokt met een smoes, zoals: “Ik lig in de buurt, tijd voor een bakske?” Hij ging altijd, al was de vraag nog zo doorzichtig.

Franciscus en Servaas waren geen heilige boontjes, maar recht door zee. Ze voeren het water aan bonken. Servaas kon kraanmachinist worden bij het veevoederbedrijf waar hij elke week loste, verkocht zijn schip en kocht een huis.

Met een knoop in zijn maag is Franske alleen verder gegaan.

Steven Stern
- Advertentie -

Meer

Laat een reactie achter

Vul uw opmerking in!
Vul je naam in

- Advertentie -
- Advertentie -

- Advertentie -
- Advertentie -