Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) maakt de regels voor het ‘groen bijmengen’ in binnenvaartbrandstof in 2026 tijdelijk minder streng. Aanleiding is de vertraging bij de invoering van dezelfde Europese regels in België. Met de maatregel wil het ministerie bunkertoerisme over de grens te voorkomen.
Per 1 januari aanstaande treedt de hervormde Brandstoftransitieverplichting in werking, als onderdeel van de implementatie van de Europese richtlijn RED-III. Die verplichting houdt in dat brandstofleveranciers aan de binnenvaart en zeevaart CO2 moeten reduceren door hernieuwbare energie te leveren. Nederland heeft hierover afspraken gemaakt met België om de regelgeving zo veel mogelijk gelijk op te laten lopen.
Volgens IenW is het op dit moment echter onduidelijk of België de implementatie per 1 januari 2026 haalt. Dat leidt tot zorgen bij een deel van de brandstofleveranciers over hun concurrentiepositie. Andere leveranciers geven juist aan dat zij klaar zijn voor de nieuwe verplichtingen en dat aanpassingen zo kort voor de invoering onwenselijk zijn. Ook producenten van hernieuwbare brandstoffen hebben volgens het ministerie behoefte aan stabiele en ambitieuze vraagmandaten.
Bunkertoerisme
Erik de Vries van NOVE, de Nederlandse Organisatie Voor de Energiebranche, wijst erop dat hernieuwbare brandstoffen duurder zijn dan fossiele varianten en dat die kosten uiteindelijk in de brandstofprijs terechtkomen. Als Nederland eerder en strenger verplichtingen oplegt dan buurlanden, ontstaat volgens hem het risico dat binnenvaartschippers hun brandstof over de grens gaan bunkeren.
“Dan krijg je bunkertourisme”, schetst De Vries. “Schippers wijken uit naar landen waar die verplichting nog niet geldt en waar de brandstof daardoor goedkoper is. Dat is slecht voor Nederlandse leveranciers en het helpt de verduurzaming uiteindelijk ook niet.”
Mitigerende maatregel
Tegen die achtergrond heeft de staatssecretaris Thierry Aartsen van Infrastructuur en Waterstaat besloten tot een tijdelijke mitigerende maatregel voor komend jaar. Het doel is om een ongelijk speelveld voor brandstofleveranciers te beperken, zonder tegelijkertijd de ontwikkeling en productie van hernieuwbare brandstoffen onnodig te remmen.
Concreet betekent dit dat de brandstoftransitieverplichting voor de binnenvaart in 2026 wordt verlaagd. Binnenvaartbrandstofleveranciers moeten dan 2,5 procent CO2-ketenemissiereductie realiseren, waar dat eerder 3,8 procent was. Van die 2,5 procent mag 0,5 procent worden ingevuld met ERE’s uit een andere sector.
Volgens IenW komt dit neer op de levering van 1,5 PJ hernieuwbare energie in plaats van 2,1 PJ. De bijbehorende CO2-reductie komt uit op 0,15 Mton, waar eerder 0,2 Mton was voorzien.
Volgens De Vries van NOVE laat het ministerie met deze maatregel zien oog te hebben voor de signalen uit de sector. NOVE vertegenwoordigt de zelfstandige brandstofhandel, waaronder leveranciers die actief zijn in de binnenvaart. Toch zou hij het percentage liever naar 0,1% of 0,2% zien gaan in plaats van de nu aangekondigde 2,5% emissiereductie.
Kostenplaatje
Voor schippers verandert er overigens niet direct iets. De maatregel richt zich op brandstofleveranciers. In de praktijk kan het in 2026 wel effect hebben op het aanbod en de samenstelling van bunkerbrandstoffen.
Vanaf 2027 gelden de brandstoftransitieverplichtingen weer zoals eerder aangekondigd. Het ministerie monitort ondertussen hoe de invoering in omringende landen verloopt en wat de effecten zijn op het gelijke speelveld. Mocht België de wetgeving rond krijgen, dan gaat de verplichting tot meer groen bijmengen met terugwerkende kracht alsnog op 1 januari 2026 in.
De Vries verwacht dat België de invoering van de RED-III-verplichtingen niet in 2026 rond krijgt. In zijn inschatting wordt het speelveld pas per 1 januari 2027 echt gelijkgetrokken. “Tot die tijd blijft het risico bestaan dat Nederlandse leveranciers het onderspit delven.”
Het dossier ligt nu nog bij de Eerste Kamer, die zich opnieuw over de regelgeving buigt. De Vries: “NOVE blijft daarbij aandringen op verdere aanpassing van de verplichting voor 2026, om concurrentienadeel voor de Nederlandse brandstofhandel te voorkomen.”













