- Advertentie -
- Advertentie -
HomeNieuws“Internaten besluiten zelf over sluiten en verhuizen”

“Internaten besluiten zelf over sluiten en verhuizen”

- Advertentie -

Delen

Maarten van Ooijen, staatssecretaris voor Jeugd en Preventie (ministerie van VWS), is in gesprek met Stichting Meander over de voorgenomen sluiting van meerdere internaten. Hij denkt mee over oplossingen, maar de sluiting eventueel tegenhouden is niet aan de orde.

Dat blijkt uit de antwoorden van Van Ooijen op Kamervragen van Daniel Koerhuis en Jacqueline van den Hil (beiden VVD), Caroline van der Plas (BBB) en Chris Stoffer (SGP). Hij beantwoordde ze mede namens minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat.

Dalend aantal kinderen

De Tweede Kamerleden vroegen aandacht voor de plannen van Meander om opvanglocaties te sluiten: Prinsenvaart in Maasbracht en Prins Hendrik in Nieuwegein in de zomer van 2024 en Het Kompas in Lemmer en Koningin Juliana in Terneuzen in 2027. De Kamerleden willen de sluiting voorkomen en vinden het belangrijk dat er in meerdere regio’s opvanglocaties blijven. Ze vroegen Van Ooijen of hij dat ook vindt – en er iets tegen wil doen.

Daar lijkt het niet op. Van Ooijen wijst erop dat het aantal schipperskinderen is gedaald. “Dit maakt dat op bepaalde locaties het kindertal dusdanig laag is geworden dat het bedrijfsecono­misch niet meer doelmatig is om een internaat open te houden. Het is aan de internaten zelf om deze beoordeling te maken en te besluiten over het sluiten er, of het verhuizen naar een andere locatie van een internaat.”

Hij begrijpt dat sluiting en verhuizing “heel vervelend [is] voor de ouders en kinderen die het betreft en natuurlijk heeft dat impact.” Volgens de staatssecre­taris zet Meander zich in om “een en ander zo goed mogelijk te doen voor de ouders en kinderen”.

Normbedragen

In de ‘beslisnota’ (waarmee ambtenaren hun bewindspersoon adviseren bij het antwoord) wordt duidelijk hoe de directie Jeugd van het ministerie erover denkt. De beslisnota kent ook een onderdeel ‘draagvlak’. Daar schrijven de ambtenaren: “Negatieve publiciteit kan komen van (ontevreden) ouders, vertegenwoordigers van ouders en/of vertegenwoordigers van binnenvaartsector. Deze laatste betreft dan vooral de kleine binnenvaart, met varende gezinnen/eigenaars met doorgaans wat oudere en vervuilende schepen, waarvoor sterke krimp wordt verwacht door EU-milieuregels, Nederlandse milieu-eisen en markttucht op het gebied van duurzaamheid. Voor hen is het van belang dat alle locaties waar nu schippersinternaten gevestigd zijn open blijven. De vraag is of dat gezien het dalende aantal schipperskinderen houdbaar is.”

Van Ooijen is met de schippersinternaten in gesprek over deze ontwikkeling en de problemen waar ze tegenaan lopen. Daarbij betrekt hij de uitkomsten van een recent onderzoek door KPMG naar de normbedragen binnen de subsidieregeling. Dat zijn de bedragen per kind die een internaat krijgt van de overheid.

Van Ooijen merkt op dat “op sommige locaties de grootte van de gebouwen niet meer in verhouding staat tot het aantal kinderen dat er gehuisvest is” en er sprake is van overcapaciteit. In de Kamervragen was dat ook aan de orde gekomen. De Kamerleden wilden weten of “de huidige, grote opvanglocaties zijn belast met een economisch claimrecht van het ministerie van Volks­gezondheid, Welzijn en Sport” en of het klopt “dat stichting Meander hierdoor niet kan verhuizen naar kleinere, passendere opvanglocaties”.

Onroerende zaken

De meeste locaties vallen onder een overeenkomst uit 2001 tussen het rijk en Stichting Meander waarin zo’n ‘economisch claimrecht’ staat. Van Ooijen legt uit: “Het betreffen onroerende zaken in eigendom van Stichting Meander die indertijd met behulp van rijksgelden zijn verkregen. Dit ‘economisch claimrecht’ houdt in dat als het gebouw door Stichting Meander verkocht wordt, er door Stichting Meander een vergoeding aan de Staat terugbetaald moet worden. De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld door onafhankelijke taxateurs. Dit betekent echter niet per definitie dat Meander niet kan verhuizen naar kleinere, passendere opvanglocaties. Het Ministerie van VWS verstrekt immers subsidie voor eigendom of huur van gebouwen op basis van het aantal schipperskinderen.”

Op de vraag of hij bereid is een deel van de opbrengst van de verkoop van de huidige, grote opvanglocaties te gebruiken om kleinere, passendere opvang­locaties te kopen, antwoordt Van Ooijen: “Ik ben met schippers­internaten in gesprek over de problematiek waar zij tegenaan lopen en hoe hiermee om te gaan. Op de uitkomsten van deze gesprekken kan ik niet vooruit lopen.”

Dilemma’s

Koerhuis, Van den Hil, Van der Plas en Stoffer benadrukten het belang van de binnenvaart voor de economie. Ze willen dat de sector toegankelijk blijft voor familiebedrijven (die afhankelijk zijn van voldoende beschikbare internaten voor hun kinderen). Concreet vroegen ze Van Ooijen: “Deelt u de mening dat de sluiting van opvanglocaties in gemeentes voor schipperskinderen hiervoor moet worden voorkomen?”

“Ik deel met de minister van I&W dat de binnenvaart belangrijk is voor de economie. (…) De bestaande vloot, inclusief familiebedrijven, voorziet in een duidelijke vraag van de markt.”

Maar hij laat erop volgen: “We zien wel een ontwikkeling dat het aantal schipperskinderen in de loop van de tijd gedaald is, met de bijbehorende dilemma’s.” En hij besluit met de herhaling van zijn eerdere woorden: “Op de uitkomsten van de gesprekken die ik met de schippersinternaten voer kan ik niet vooruit lopen.”

Delen

- Advertentie -

Meer

1 reactie

  1. Staatssecretaris Jeugd en Preventie van Ooijen, (ministerie VWS): “sluiting internaten tegenhouden is niet aan de orde.” De (kleinere) binnenvaart een trap nageven door haar vervuilend te noemen is onnodig kwetsend en bovendien onjuist.

Laat een reactie achter

Vul uw opmerking in!
Vul je naam in

- Advertentie -
- Advertentie -

- Advertentie -
- Advertentie -