Waar stopt ontgassen en begint ventileren? Deze vraag heb ik reeds eerder gesteld. Zo vraag ik mij ook nog steeds af hoe wettelijk de activiteit moet worden genoemd wanneer een tanker conform de wet gasvrij is en nog lucht in zijn tanks blaast om deze te drogen, te voorkomen dat de LEL weer oploopt, of om het niveau aan ppm verder te verlagen?
Uiteraard heb ik, zoals zo vaak, nooit enige reactie mogen ontvangen. Toch wordt het naar mijn mening de hoogste tijd dat hier vanuit de wetgever eindelijk eens een antwoord op komt, vooral nu ontgassende/ventilerende schepen ‘onder een vergrootglas liggen’, zoals een collega het verwoordde, en steeds vaker met weeffouten in de wet (vooral het CDNI), onduidelijkheden (ADN versus CDNI) alsmede interpreterende handhavers worden geconfronteerd.
Een voorbeeld…
Een tanker moet naar de werf. Het schip is ontgast. De gasdokter komt aan boord en meet in alle tanks tussen de 0 en 4 procent LEL. Conform het ADN (hoofdstuk 7) is het schip dus gasvrij. De kapitein besluit zijn ventilatoren vanwege de veiligheid niet uit te schakelen. Uit de tanks komt niet de geur van een dennenbos, maar de indringende lucht van verroest staal vermengd met de geur van de laatste lading (een ruimte, waarin stevig is gerookt, ruikt immers na ventilatie ook nog steeds naar rook, hoewel er geen rook meer waarneembaar is!).
Na verloop van tijd verschijnt er naar aanleiding van een klacht uit de omgeving een handhaver, die de schipper sommeert ‘het ontgassen te beëindigen’!
Hoe is het mogelijk dat de wet (ADN) aan de ene kant zegt dat een tank gasvrij is (onder de 10 procent LEL) en er aan de andere kant iemand beweert dat er ontgast wordt? Het CDNI stelt zelfs dat ‘ventileren de rechtstreekse afgifte van dampen uit de ladingtank aan de atmosfeer is’. Welke dampen komen uit een tank met 0 procent LEL? Dampen waarvan? Wie kan er tabaksrook uit een ruimte ventileren waarin zich helemaal geen rook meer bevindt (alleen de geur nog)?
Ter illustratie twee voorbeelden van onduidelijke en tegenstrijdige wetgeving enerzijds en interpretaties anderzijds in geheel andere situaties, die echter in mijn optiek de status quo in de tankvaart goed verbeelden. Omstandigheden, waartegen niemand publiekelijk protesteert en waarin (nog) geen enkele verandering is waar te nemen.
Een boer rijdt met zijn sproeikar over het land. Een vanuit de grote stad geïmporteerde omwonende vermoedt dat de boer zwaar gif spuit. Het spul ‘stinkt’ namelijk. Op basis van deze klacht verschijnt er een handhaver. Die vraagt wat de boer aan het doen is. “Spuiten, meneer.” “Dat is niet toegestaan”, zegt de handhaver. “Oh, maar dit spul is een wettelijk toegestaan bestrijdingsmiddel hoor”, reageert de agrariër. “Ik vind allereerst dat het niet prettig ruikt. Ten tweede is er een nieuw verdrag (het CDAI). Daar staat in dat alles wat vanuit een tank wordt gespoten, verboden is….! U moet nu stoppen!”
Een belastinginspecteur krijgt de aangifte van dezelfde boer onder ogen. De boer heeft een vermogen van 50.000 euro. Hoewel de boer onder de wettelijke grens van de rendementsheffing valt, legt de inspecteur hem toch een aanslag op, omdat de inspecteur vindt dat het betreffende bedrag ook al als vermogen kan worden gezien. Bovendien stelt een pas van kracht geworden verdrag (het CDII) dat ‘vermogen al het kapitaal betreft dat iemand niet direct nodig heeft om in zijn of haar dagelijks levensonderhoud te voorzien’!?
U zult misschien zeggen dat de geschetste voorbeelden absurd en onacceptabel zijn, maar de realiteit in de tankvaart is momenteel niet echt veel anders wanneer u er goed over nadenkt. Conflicterende regels, onduidelijkheden en ambtelijke interpretaties.
De praktijk wijst dit ook uit. Een ontgaste, nog ventilerende en enigszins geurende tanker leeg van styreen met ladingtanks ver onder de 10 procent LEL, wettelijk dus gasvrij, voelt zich na de komst van RWS naar anleiding van een klacht inzake ‘stank’ genoodzaakt weer rondjes te gaan varen. Een vriend stelt aan een overheidsmedewerker de vraag waar een tanker met een officiële gasvrijverklaring/gasvrijmeting moet afmeren, die wil blijven ventileren? Het antwoord luidt dat deze tanker maar heen en weer moet blijven varen…
Wanneer ‘ventileren’ altijd inhoudt dat ‘er dampen naar de vrije atmosfeer worden afgegeven’ dan wel dat ventileren als ontgassen wordt aangemerkt (CDNI), moet dit betekenen dat tankschepen op een werf, die uit veiligheidsoverwegingen met enige regelmaat lucht door hun ladingtanks blazen, dit niet meer zullen mogen. Ontstaat er dan niet een situatie die echt gevaarlijk kan worden? Zijn de wetgever en de handhavers zich hiervan bewust?
Kan iemand mij tot slot uitleggen hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat een overheid op basis van wetgeving (ADN 7.2.3.1.6) het mogelijk maakt dat iemand een ladingtank betreedt, die zich onder de 10 procent LEL bevindt, en tegelijkertijd stelt dat het blazen van lucht door diezelfde tank als ontgassen moet worden gezien (in CDNI-taal ‘ventileren’). Geeft onze overheid dan op basis van hetzelfde artikel iemand wettelijk de mogelijkheid zonder onafhankelijke beademingsapparatuur een volgens haar beredenering niet-gasvrije tank te betreden?
Stof tot nadenken, hoop ik althans, wanneer u mij kunt volgen.
De driehoek ‘ontgassen-ADN-handhaving’ heeft altijd al tot niet te duiden situaties geleid. Ondergetekende heeft er al heel wat inkt aan besteed. Met de komst van het CDNI is het volgens mij alleen maar onoverzichtelijker geworden.
En wie is de dupe van deze wanorde? Juist, hoofdzakelijk de schipper. Deze heeft in mijn ogen nu het recht te weten waar hij met zijn schip kan ventileren. En indien hij dit te weten komt, wordt alles wat niet ruikt naar dennenbomen dan de nieuwe maatstaf? En hoe noemt men wettelijk de activiteit waarbij de schipper alles uit zijn ladingtanks blaast behalve dampen?
Heeft de wetgever niet de plicht hem een ondubbelzinnig en niet voor interpretaties vatbaar antwoord te geven op de vraag of hij een tank wettelijk gezien nog aan het ontgassen is, die wettelijk gasvrij is (<10 procent LEL), wanneer hij daar om welke reden dan ook lucht doorheen blaast. Waar stopt het ontgassen en begint het ventileren?