De gloednieuwe BT 3250 coaster Priscilla werd onlangs gedoopt door zijn naamgeefster, Priscilla Beikes-Rookmaaker. Het schip is eigendom van haar zoon John, die zijn vorige schip ook al naar zijn moeder vernoemde. Het was het eerste nieuwbouwproject van de kapitein met roots in zowel Nederlands-Indië als Oost-Groningen.
Helemaal ontschoten was het hem door alle drukte dat de verslaggever van De Binnenvaartkrant zou komen. Hoewel hij het razenddruk heeft met de afbouw, wil hij toch een half uurtje vrijmaken voor zijn vergeten afspraak. Misschien zijn het zijn half-Indische roots. En misschien is het ook wel doordat hij zo trots is op zijn nieuwe schip. Maar pas ruim vijf kwartier later neemt de aimabele kapitein, na een uitgebreide rondleiding, afscheid van zijn journalistiek bezoek.
Zuid-Frankrijk
Priscilla Rookmaker kwam in de jaren ‘50 uit Nederlands-Indië naar België om daar te gaan studeren voor tolk-vertaler. Die wens ging in eerste instantie niet in vervulling, wat haar ertoe bracht tijdelijk naar Amsterdam te gaan. Daar ontmoette zij Henk Beikes, haar grote liefde. Ze stapte aan boord van zijn 25 meter lange, 125 tons klipperaak, om niet meer van zijn zijde te wijken.
Ook de roots van pa Henk zijn markant. Hij werd geboren op de Zuidoost-Groninger zandgronden, in Vlagtwedde. Net als zijn broers Nanko en Hendrik besloot Henk al op jonge leeftijd te gaan varen. In de nabijgelegen Drents-Groninger Veenkoloniën was werk voor turfschippers.
Het zal hun avontuurlijke inborst zijn geweest, die de drie gebroeders Beikes ertoe bracht om vrijwel als eersten te gaan varen op Zuid-Frankrijk. “Ze maakten deze tochten op hun spitsen”, weet John. “Er waren niet veel schippers die dit aandurfden en daardoor was er goed te verdienen met transporten van Zuid-Frankrijk naar Nederland of zelfs Duitsland.”
Avontuur
John werd aan boord geboren en kreeg het varen bijna letterlijk met de paplepel ingegoten. Het was echter niet de binnenvaart die hem trok. “Ik wilde avontuur, de grote wijde wereld in. Daarom koos ik voor de zeevaart.” Hij trok van baantje naar baantje, pakte als uitzendkracht van alles aan.
In 2001 kwam John in vaste dienst bij Hakvoort op Urk. Daar kwam hij terecht op de 1600-tonner Adriana, waarmee hij op Noordwest-Europa voer. Anderhalf jaar later werd hij kapitein op een ander schip van dezelfde eigenaar, de 1200-tons kruiplijner Urkerland. John vertelt: “Voordat ik bij Hakvoort aan de slag ging, had ik al eens een advertentie gezien van Wagenborg waarin mensen werden opgeroepen om als zelfstandig kapitein te gaan werken. Dat leek mij wel wat, vooral omdat de negatieve ervaringen met werkgevers voor wie ik als uitzendkracht werkte, zich opstapelden. Van Hakvoort kreeg ik in 2003 de kans om de Adriana over te nemen. Die kans heb ik met twee handen aangegrepen.”
Het varen als kapitein-eigenaar beviel John goed. Zó goed dat al na enkele jaren in zijn gedachten het plan vorm kreeg om zijn schip van de hand te doen en groter nieuw te gaan bouwen. Begin 2007 deed hij zijn eerste Priscilla van de hand met de bedoeling om eind dat jaar aan boord van zijn nieuwe schip te stappen. Dat liep echter iets anders.
Het casco van de nieuwe Priscilla, dat in China werd gebouwd, arriveerde ruim een jaar later in Nederland dan gepland. “Transporten van het casco werden geregeld maar gingen dan plotseling ineens weer niet door. Het duurde en duurde. Toen ben ik maar gaan aflossen voor collega’s”. Tevreden is hij wel over het casco: “De kwaliteit was goed, zeker voor Chinese begrippen.”
Vertrouwen
De nieuwbouw kwam tot stand in samenwerking met Wagenborg, waarvoor John op contractbasis vaart. “Natuurlijk denk je daar goed over na. In goede samenspraak met financier Rabobank Noordoost-Friesland ben ik tot het besluit gekomen nieuw te gaan bouwen. Op dat moment reken je niet op een economische crisis. Natuurlijk heeft dit nogal wat effect. Maar ik ben niet pessimistisch gestemd; ik verwacht dat er binnen drie tot vijf jaar betere tijden aanbreken. Zo’n nieuw schip bouw je niet voor de korte termijn, dus ik zie de toekomst met vertrouwen tegemoet.”
De afbouw vond plaats bij VeKa Bijlsma in Lemmer. Hoewel John op voorhand hoopte bij VeKa in Werkendam – dichter bij zijn woonplaats Rotterdam – terecht te kunnen, beviel de afbouw in Zuidwest-Friesland hem prima: “Ik kan het goed vinden met de mensen hier. De laatste vijf weken van de afbouw zat ik in een huisje vlakbij de werf om direct bij de afwerking betrokken te zijn. Daar had ik het goed naar mijn zin.”
De 88,97 meter lange en 11,80 meter brede Priscilla heeft een diepgang van 5,65 meter en een laadvermogen van 3250 ton. Het schip wordt aangedreven door een 1440 kW sterke Wärtsilä 8L20C, die op HFO380 draait. De opwarming van de zware stookolie gebeurt grotendeels door middel van warmte van de uitlaatgassen.
John en stuurman Richard de Haan, de Letse machinist Andrejs Magurans, tijdelijk machinist Evert de Jong en drie Filippijnse matrozen gaan met bulk en droge lading varen op heel Noordwest-Europa. Johns bedoeling is om op termijn twee maanden op/twee maanden af te gaan varen, maar hij verwacht voorlopig acht maanden per jaar aan boord te zijn.
De Priscilla ziet er gelikt uit, dat mag gezegd worden. Een mooi schip, voorzien van de modernste technieken, dat is voor John een behoorlijke vooruitgang. Want of het nou gaat om het vrijwel geheel ontbreken van zeekaarten in het stuurhuis, de techniek waarmee aan boord drinkwater wordt gemaakt uit zeewater of het draadloos internet via VSat waarvan alle medewerkers onbeperkt gebruik kunnen maken, al deze nieuwe technieken maken het leven en werken aan boord een stuk aangenamer.
(Jan Johan ten Have)