Het Duitse faillissementsrecht bepaalt dat een ondernemer die uitstel van betaling verleent aan een opdrachtgever geen geld mag accepteren als ze vermoeden dat die opdrachtgever failliet gaat. Nog jaren later kan de curator die betalingen terugvorderen. Ook buitenlandse ondernemers ontkomen niet aan dergelijke claims. Het Financieele Dagblad publiceerde 13 oktober over Nederlandse tankvaartondernemers die geld moeten terugbetalen in verband met het faillissement van de Hamburgse bevrachter Oeltrans.
Claims
Het doek viel in 2011 voor Oeltrans. Tientallen Nederlandse tankvaartondernemers hebben het afgelopen halfjaar claims ontvangen van de Duitse curator. Volgens FD moeten zij het geld dat ze in de maanden vlak voor het faillissement ontvingen alsnog terugbetalen. In totaal zou het gaan om een bedrag van circa 10 miljoen euro. De claims hebben betrekking op facturen waarvoor de tankvaarders Oeltrans uitstel van betaling hadden verleenden, maar die ze alsnog betaald kregen.
Volgens het Duitse faillissementsrecht hadden de ondernemers zelf de conclusie moeten trekken dat Oeltrans zou omvallen. ‘Wanneer rekeningen drie weken na de uiterste betalingstermijn nog altijd niet zijn voldaan, is er volgens de Duitse wet sprake van een dreigend bankroet’, legt het FD uit.
Daardoor mochten ze geen betalingen meer accepteren, maar hadden ze zelf het faillissement van Oeltrans moeten aanvragen. Door de facturen toch te innen ziet het Duitse recht dat als ‘ongeoorloofd voordringen bij een insolvente debiteur’.