Nederland maakt zich in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart sterk voor afschaffing op de accijnsvrijstelling op gasolie. Dankzij de Akte van Mannheim van 1868, die alle belemmeringen op de Rijn verbiedt, betaalt de binnenvaart al meer dan 50 jaar geen accijns. Schepen die elektrisch varen zijn daardoor in het nadeel: zij betalen wel belasting op stroom.
Dat blijkt uit een brief van de inmiddels afgetreden minister Barry Madlener van Infrastructuur & Waterstaat. Hij vertrok toen zijn partij, de PVV, op 3 juni het kabinet liet klappen.
Het standpunt volgde op vragen van Chris Stoffer begin 2023 aan toenmalig staatssecretaris Vivianne Heijnen. Tijdens een commissiedebat Duurzaam Vervoer wilde het SGP-Kamerlid weten of er iets gedaan kon worden aan de belasting op stroom voor schepen met een elektrische voortstuwing. Pas afgelopen voorjaar heeft I&W met het ministerie van Financiën gesproken over de fiscale aspecten van elektrisch varen.
Ongelijke fiscale behandeling
Madlener schrijft nu aan de Tweede Kamer dat er “een ongelijke fiscale behandeling van fossiel en elektrisch aangedreven binnenvaartschepen” is en dat dat “onwenselijk is in het licht van de energietransitie”. Hij legt uit: “Voor gasolie voor binnenvaartschepen geldt geen accijns op grond van de Herziene Rijnvaartakte (Akte van Mannheim, 1868), die belasting op brandstof voor de Rijnvaart verbiedt. Voor elektriciteit die aan binnenvaartschepen wordt geleverd, geldt echter wel energiebelasting.”
Het gevallen kabinet streeft naar een fiscaal stelsel waarin vervuiling wordt belast en duurzame alternatieven niet fiscaal worden benadeeld, aldus Madlener. Vandaar dat Nederland binnen de Centrale Commissie voor de Rijnvaart heeft voorgesteld om de accijnsvrijstelling op termijn gezamenlijk met andere lidstaten te willen afschaffen.
Madlener geeft aan dat de invoering van accijns op fossiele brandstoffen niet op korte termijn te verwachten is. Andere CCR-lidstaten lijken er niets voor te voelen. De ministeries van I&W en Financiën onderzoeken intussen of een eventuele aanpassing van de energiebelasting mogelijk is ten gunste van elektrisch varende schepen.
Nog meer kostenstijgingen
“Aan de accijnsvrijstelling voor de binnenvaart wordt al langer getornd”, stelt Koninklijke Binnenvaart Nederland in een reactie. KBN weet dat Duitsland, Frankrijk, België en Zwitserland er anders over denken. “Er lijkt weinig gevoel van urgentie te zijn binnen de CCR om hiermee aan de slag te gaan. Eventuele afschaffing zal dus zeker nog een aantal jaren duren.”
Toch maakt KBN zich zorgen en blijft de vereniging zich verzetten tegen afschaffing van de accijnsvrijstelling. “Het gaat hier immers om een belastingmaatregel; níet om een maatregel om verduurzaming van de binnenvaart te stimuleren! De binnenvaartsector heeft de komende jaren grote uitdagingen voor de boeg op het gebied van verduurzaming en energietransitie. Om te beginnen met de invoering van REDIII en ETS2, hetgeen de nodige voeten in aarde zal hebben. Bovendien zijn er reële zorgen over een mogelijke negatieve modal shift als gevolg van kostenstijgingen in de binnenvaart.”
Voor het commissiedebat Maritiem, dat 12 juni gepland stond maar schriftelijk is afgehandeld, zetten ook de leden van de SGP-fractie vraagtekens bij de koers die Nederland nu heeft ingezet. Dat bleek niet de achterliggende bedoeling toen Stoffer in 2023 de vragen stelde. De SGP wijst erop “dat al sprake is van verhoging van de brandstofprijzen door invoering van Renewable Energy Directive III (REDIII) en Emissions Trading System 2 (ETS2).”
Ook de SGP vreest voor een versterkte omgekeerde modal shift, van het water naar de weg. “Houdt de minister hier rekening mee? Hoe draagt afschaffing van de accijnsvrijstelling bij aan de Europese ambitie voor 30% meer goederenvervoer over water?”
Controversieel verklaren
Eventuele afschaffing van de accijnsvrijstelling is naar de mening van KBN een controversieel onderwerp. Een demissionair kabinet zou er daardoor niet over mogen beslissen. Deze week beslist de Tweede Kamer welke onderwerpen controversieel verklaard worden en waarover tot het aantreden van een nieuw kabinet nog wél gedebatteerd en gestemd mag worden.