Het Nederlandse het motorvrachtschip Goblin heeft van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart een permanente vergunning gekregen om te varen met een CCR I-motor, terwijl het ROSR eigenlijk een CCR II-motor voorschrijft. Een voorwaarde is wel dat het uitlaatgasnabehandelingssysteem permanent is ingeschakeld.
Het 135 x 11,45 meter grote drogeladingschip van Scheepvaartbedrijf Vranken is sinds 2013 in de vaart. Het was door Koedood Dieselservice uit in Hendrik-Ido-Ambacht, in samenwerking met Oechies Elektrotechniek en Hybrid Ship Propulsion, voorzien van hybride voortstuwing. Destijds schreef het ROSR een CCR II-motor voor.
Emissiemetingen
Eerder had de CCR al tijdelijk toestemming gegeven; voor de duur van vijf jaar. De Rijnvaartcommissie stelde wel als eis dat het voortstuwingssysteem werd uitgerust met een uitlaatgasnabehandelingssysteem in de vorm van SCR-katalysatoren. De emissies moesten bovendien jaarlijks worden gemeten (door een door de Raad voor Accreditatie erkend meetbedrijf).
“Hierbij moesten de emissies minstens de grenswaarden van de CCR II-norm halen. De overgelegde metingen hebben nu aangetoond dat met de voortstuwingsinstallatie de CCR II norm ruimschoots wordt gehaald”, maakte de CCR 5 augustus bekend.
“Overeenkomstig artikel 2.20 van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn (ROSR) is nu een nieuwe aanbeveling afgegeven (Aanbeveling nr. 6/2019). Onder de voorwaarde dat het nabehandelingssysteem permanent ingeschakeld is en dat voldaan wordt aan bepaalde veiligheidseisen, mag het schip nu verder varen en hoeft niet meer jaarlijks te worden gemeten.”