Nu het kabinet voor het derde coronasteunpakket 2 miljard euro naar voren haalt voor infrastructuur, moet een substantieel daarvan worden besteed aan vaarwegen. Dat vindt het Centraal Overleg Vaarwegen.
De brancheverenigingen in het COV (Koninklijke BLN-Schuttevaer, Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart, Vereniging van Waterbouwers en evofenedex) zijn blij dat het rijk heeft besloten meer te investeren in infrastructuur, maar ze hebben deze week een brandbrief gestuurd omdat ze zich zorgen maken over de staat van de Nederlandse vaarwegen en dan met name de bevaarbaarheid van de Waal (foto). Ze vinden een versnelde aanpak van de problemen hard nodig.
Bevaarbaarheid Waal is grootste knelpunt
De voor de Nederlandse economie zo belangrijke Waalcorridor voldoet niet meer aan de internationaal vastgestelde normen voor bevaarbaarheid, waarschuwt het COV. “Verzanding en erosie veroorzaken een grillige bodemstructuur, en leiden ertoe dat schepen minder lading kunnen meenemen doordat de diepgang van de vaarweg afneemt.” De afnemende bevaarbaarheid van de Waal en de bodemproblematiek zien de brancheorganisaties als het grootste knelpunt in het Nederlandse vaarwegennetwerk.
Maar de problemen bij de Nederlandse natte infrastructuur zijn groter. Door het hele land zijn onverwachte stremmingen en vertragingen voor de binnenvaart dagelijkse realiteit. Oorzaak: achterstallig onderhoud.
Meer storingen
“Door jarenlange bezuinigingen op onderhoud is het aantal storingen op het hoofdvaarwegennet ernstig toegenomen. Bepaalde sluiscomplexen zijn regelmatig lange tijd slechts voor de helft van de capaciteit beschikbaar.”
Dat is bijvoorbeeld op de Maascorridor het geval. Daar ondervindt de schipper ernstige hinder door stremmingen bij sluizen. Minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat heeft in 2019 geld vrijgemaakt om de grootste problemen aan te pakken. Maar, schrijft het COV: “Dit stagneert bij de aanbesteding en aan de uitvoeringskant. Er is op het water nog nauwelijks verbetering waarneembaar.” De organisaties roepen op te investeren in extra mankracht, zodat het werk gedaan kan worden.
Te weinig schutcapaciteit
De ondernemersorganisaties verwachten dat de vraag naar vervoer over water de komende jaren op diverse trajecten zal toenemen. Bijvoorbeeld door de aanleg van de Seine-Schelde verbinding en de toenemende containerisatie.
In de Zeeuwse delta zijn op de route naar de Schelde echter capaciteitsknelpunten bij de Kreekrak-, Volkerak- en Krammersluizen. “Uitbreiding van de schutcapaciteit is hier hard nodig om optimaal te kunnen profiteren van de kansen die deze nieuwe corridor biedt.”
Op de Maas is bij de sluis in Grave een extra kolk nodig. De Maas is een gestuwde rivier met een stabiele diepgang, die bij laag water steeds vaker gebruikt zal worden als alternatief voor de Waal. Sluis Grave is het enige punt op de route tussen de Maasvlakte en Maastricht waar maar één sluiskolk is. Dit is kwetsbaar en kan bij storing de hele corridor blokkeren. De schutcapaciteit is ok nog eens zeer beperkt, waardoor Grave een ernstig knelpunt is op de Maasroute.
Achterstand
Als Nederland zijn krachtige positie in de logistiek wil behouden, is investeren in de ‘natte’ infrastructuur van cruciaal belang, staat in de brandbrief. “Het terugdringen van storingen, tijdig onderhoud, duurzaam rivierbeheer en aanleg van nieuwe infrastructuur zijn kernopgaven van de overheid en kunnen niet langer worden uitgesteld. Met het derde coronasteun- en herstelpakket is het nu mogelijk die achterstand in te lopen én de Nederlandse economie een werkgelegenheidsimpuls te geven.”
Het COV benadrukt de voordelen van vervoer over water nog eens extra: “Op het water is nog veel ruimte beschikbaar en vervoer over water kan helpen bij het terugdringen van files. De binnenvaart heeft een lage CO2-uitstoot, wat gunstig is voor het halen van de klimaatdoelen. Nu investeren in een goede, robuuste en toekomstbestendige vaarweginfrastructuur helpt de economie in deze moeilijke tijd en draagt bij aan het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken rondom mobiliteit en klimaat.”