Na de grote reorganisatie van Rijkswaterstaat in de afgelopen jaren heeft de dienst aanzienlijk minder macht. Misschien wel te weinig, concludeert Margo van den Brink, die op 9 december aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveert op een onderzoek naar de veranderingen bij Rijkswaterstaat.
Sinds 2003 wordt Rijkswaterstaat drastisch gereorganiseerd om tegemoet te komen aan forse kritiek op zijn inefficiënte en technocratische werkwijze. Tegenwoordig heeft de grootste overheidsorganisatie van Nederland het dan ook veel minder voor het zeggen. Misschien zelfs wel te weinig, aldus promovenda Margo van den Brink. Zij deed onderzoek naar de veranderende positie van Rijkswaterstaat en keek met name naar de ontwikkeling en uitvoering van waterprojecten binnen het programma ‘Ruimte voor de Rivier’.
Ingeperkt
Van den Brink constateert dat de expertrol van Rijkswaterstaat zodanig is ingeperkt, dat ingenieurs niet alleen daadwerkelijk minder mogen bepalen, maar ook niet goed weten wat ze nog wél mogen inbrengen. In de praktijk leidt dat ertoe dat ze vooral bezig zijn met het vaststellen en controleren van de normen en randvoorwaarden waaraan projecten moeten voldoen.
De technische expertise van deze organisatie komt onvoldoende uit de verf. Dat is te betreuren, vindt Van den Brink, want als het gaat om waterveiligheid heeft Rijkswaterstaat niet alleen veel kennis en ervaring, maar is het ook de partij bij uitstek met het nationale overzicht.