Het wordt weer drukker op het water. Om onveilige situaties met recreatievaart op het ondieper wordende Buiten-IJ te minimaliseren past Rijkswaterstaat de verkeerssituatie aan. De pleziervaart wordt beter geïnformeerd over de beperkte diepte en kan zo nodig kiezen voor de diepere beroepsvaartgeul. Recreatie- en beroepsvaart zullen zodoende vaker dezelfde vaargeul gebruiken.
Het Buiten-IJ wordt door natuurlijke aanvoer van bodemmateriaal ondieper, signaleert de vaarwegbeheerder. “De kans dat schepen moeilijker te manoeuvreren zijn of vastlopen wordt hierdoor verhoogd, met bijbehorende risico’s. Recreatievaart en beroepsvaart moeten daardoor vaker dezelfde vaargeul delen, afhankelijk van de diepgang van het schip.”
Wijzigingen
Om de risico’s op onveilige situaties te verminderen heeft Rijkswaterstaat een aantal maatregelen genomen:
– Nieuwe borden om de recreatievaart te wijzen op de minst gepeilde diepgang van de recreatievaartgeul bij de noordelijke zijde (aanbrug) en wachtplaatsen bij de Schellingwouderbrug
– Oploopverbod boven de Zeeburgertunnel voor grote schepen (met name beroepsvaart)
– De hoofdvaargeul is smaller geworden; de boeien zijn verplaatst tot binnen de -5.0m NAP dieptelijn
– Diepgang en snelheid bij het beweegbare deel van de Schellingwouderbrug, inclusief vaargeulen, zijn beperkt naar 3 meter respectievelijk 9 kilometer per uur
– Rijkswaterstaat verscherpt de monitoring op de verondieping van het Buiten-IJ om tijdig aanvullende maatregelen te kunnen nemen
Baggeren
“De verkeerstekens (bebording) geven de scheepvaart een beter inzicht in de situatie ter plekke, zodat de gepaste vaargeul gekozen kan worden”, aldus Rijkswaterstaat. “Het feit dat recreatie-en beroepsvaart mogelijk vaker in hetzelfde vaarwater terechtkomen, zal enige extra aandacht vragen van de schippers van zowel recreatie-als beroepsvaart.”
De maatregelen zijn van tijdelijke aard, in afwachting van baggerwerkzaamheden die de vaarweg weer op diepte moeten brengen. Op dit moment is het baggeren nog niet gepland. Ter voorbereiding worden onder andere waterbodemmonsters genomen om de kwaliteit van de bodem te bepalen. Daarna wordt een vergunning aangevraagd en contracteert Rijkswaterstaat een aannemer om het baggerwerk uit te voeren.