Vanwege de zeer beperkte capaciteit van het Kanaal Almelo-De Haandrik is beroepsvaart naar Coevorden tot nog toe niet rendabel te krijgen. Maar daarin kan verandering komen. Transportonderneming Nijhof Wassink in Coevorden pioniert met koppelverbanden van kempenaars met een commercieel rendabele capaciteit van 48 TEU.
Directeur Frans Schuitemaker: “Het is de bedoeling dat een koppelverband 85 keer per jaar op en neer vaart. Hiervoor hebben wij zeker het volume.” (foto Jan Johan ten Have)
Directeur Frans W. Schuitemaker van Nijhof Wassink verwacht dat hiermee het vervoer over water naar de grensoverschrijdende regio Coevorden-Emlichheim definitief kan worden vlotgetrokken. Als het aan Nijhof Wassink ligt, vaart er binnen afzienbare tijd een shuttle tussen Rotterdam en Coevorden. “Het is de bedoeling dat een koppelverband vooralsnog 85 keer per jaar op en neer vaart”, vertelt Frans Schuitemaker. “Hiervoor hebben wij zeker het volume. Er rijdt ook al een shuttletrein tussen Rotterdam en Coevorden-Emlichheim. De containers die wij per schip willen gaan transporteren, vervoeren we momenteel echter nog over de weg.”
‘Weg van de weg’
“Hoewel wij van huis uit een wegtransporteur zijn, is ons motto ‘weg van de weg’. Wegtransport lijdt onder de kilometerheffing en de rijtijdenwet en de milieubelasting per ton per kilometer is te hoog. Vervoer over water en spoor kan een oplossing zijn; daar willen wij op inspelen.”
De logistieke infrastructuur voor de shuttle over water ligt helemaal klaar, zowel in Rotterdam als in Coevorden-Emlichheim. Nijhof Wassink is hiervoor deelnemer in de PCT-terminal in Rotterdam en voor een kwart aandeelhouder in de CTT-terminal in Hengelo. “Wij kunnen met 1.000 ton tussen Rotterdam en Hengelo varen en met maximaal 600 ton tussen Hengelo en Coevorden-Emlichheim”, zegt Schuitemaker. “In 2003 – kort nadat wij onze vestiging Coevorden openden – deden wij een proef met kempenaars met 24 TEU naar Coevorden. Ondanks onze goede wil bleek dit absoluut niet rendabel te krijgen.”
Lees het complete artikel in de Binnenvaartkrant van 8 september 2009.
(Jan Johan ten Have)
