Olie opruimen die onbedoeld midden op zee op de golven terecht is gekomen. Het lijkt een klus voor de oliemaatschappijen, maar het zijn niet deze miljardenconcerns die met een effectieve techniek komen om de olie op te ruimen. Noodgedwongen moest BP na de rampzalige gebeurtenissen in de Golf van Mexico op zoek naar de juiste oplossing. Ze kwamen terecht in het Zuid-Hollandse Puttershoek, bij Koseq (Kampers Oil Spill Equipment), de handelsmaatschappij van Gert Kampers.
Test van de veegarmen bij de fabriek. Ze drijven op de golven en functioneren tot een windkracht van 7 Beaufort. Uit een rapport van Rijkswaterstaat: “Het systeem werkte nog bij golfhoogte van 2,9 meter en een deining van acht meter.”
Sinds Gert Kampers in 1972 eigenaar werd van de werf in Puttershoek en begon met Kampers Scheepskonstruktie, heeft hij meteen ook zijn ideeën over technieken om olieresten van het oppervlaktewater te verwijderen in de praktijk gebracht. Na bijna veertig jaar ontwikkeling van de perfecte veegarmen (‘rigid sweeping arms’) waarmee olie kan worden verwijderd, beleeft het bedrijf een enorme doorbraak, als gevolg van de enorme olie spills na de explosie op het booreiland Deep Horizon van BP, waardoor grote delen van de Amerikaanse zuidkust worden bedreigd door olievervuiling. Als de nood het hoogst is…
De 69-jarige Gert Kampers ziet zijn inventieve en gedurfde manier van ondernemen beloond met de opdracht voor waarschijnlijk tientallen veegarmen. De eerste zes die BP in gebruik nam, werden overgenomen van Rijkswaterstaat, waar Koseq nu zes nieuwe aan kan leveren. Maar om serieus werk van de opruiming van de gespilde olie te kunnen maken, heeft BP nog veel meer veegarmen nodig. Inmiddels is de productie van Kampers Scheepskonstruktie vier armen per week. Gert Kampers kan smakelijk vertellen over de ontwikkeling van zijn bedrijf dat behalve Kampers Scheepskonstruktie en Koseq ook Kampers Pompservice omvat.
Vernieuwen
Gert kampers: “Toen ik hier kwam was het een werfje gespecialiseerd in de bouw van spitsen en kleine vaartuigen. Er werd veel aan reparatie gedaan. De kennis was hier zeker wel aanwezig, al noemde ik het toen een ‘antiekhandel’ hier. Toen waren er al vragen naar de mogelijkheid van oliebestrijding, vanuit het Rotterdamse Havenreinigings- en Transportbedrijf.” Daar werden ook de eerste systemen aan geleverd. Systemen die in de loop der jaren steeds werden verbeterd, zoals Kampers dat ook met andere onderdelen van zijn bedrijf deed. “Veranderen en vernieuwen vind ik het mooiste dat er is. Vernieuwen kost geld, tijd en risico. We zijn daarom nooit een bedrijf geworden dat vooral groeide. Het meeste geld ging op aan nieuwe ontwikkelingen. Van het begin af aan hebben we eigen producten geleverd. We waren voorlopers op het gebied van stuurhuizen, oliebestrijding en de reparatie van verdringingspompen.”
Foto genomen vanaf de Prestige in 2002: de veegarmen van Kampers werden ingezet. (foto’s archief Koseq)
De specialisatie in oliebestrijding was aanleiding om bij elke ramp op zee aanwezig te zijn. “Soms stond je tot aan je strot in de olie.” Op basis van die ervaringen werden terug op de werf de spullen aangepast en verder ontwikkeld. “Met Rijkswaterstaat hebben we alles doorgesproken en getest, tot we een product hadden dat werkte.”Het werd een uniek product. “Maar geen massaproduct. Elk jaar twee of drie scheepjes uitrusten.” Kampers kreeg zo wel internationale bekendheid. Het Europese maritiem veiligheidsagentschap EMSA (European Maritime Safety Agency) werd klant van Kampers, die inmiddels de handelsfirma Koseq had opgericht, speciaal voor de oliebestrijdingsmiddelen. “De Europese Unie heeft dus de middelen om in te grijpen als zich een olieramp voordoet zoals nu in Amerika is gebeurd.” Amerika was er zeker niet klaar voor en aarzelde ook lang om toestemming te geven voor de inzet van de ‘sweeping arms’ van Kampers. “Het principe is dat het water onder de olie wordt weggepompt, maar dat mocht niet omdat er nog ppm’s olie inzaten. En dat terwijl je in een veld vol olie werkt. Ze weten echt niet waarover ze praten.”
Industrie
Toch wordt er wel nagedacht over oliebestrijding. “Er is een wereldwijde miljardenindustrie voor oliebestrijding, maar daar vallen ook doekjes onder om een druppel olie te verwijderen. Kleine beetjes verdampen wel. Maar bij grote hoeveelheden zware olie verdampen alleen de lichte delen. Het soortelijk gewicht komt dan boven de 0,9 en dan gaat het zweven in het water, dan heb je er geen zicht meer op. BP heeft er chemicaliën in gespoten, waardoor de olie niet meer makkelijk opveegbaar is. Er zweeft een dikke laag olie op 800 meter diepte. Het beste is om het op het water zo snel mogelijk op te ruimen. Dat moet je van het begin af opruimen. Het enige dat ze hadden, zijn booms, oliekerende schermen. Maar die houden de olie niet tegen bij golven en stromingen op zee. De veegarmen werken wel op volle zee. De pompen hebben 360 kuub pompvolume. De Amerikanen zeiden dat het niet werkte omdat de schepen zo snel vol waren, maar je hebt natuurlijk een groter schip nodig. Dan werkt het niet zoals het bedoeld is. Ik heb ze het liefst met een grote tanker of een hopperzuiger.” Er waren weliswaar hopperzuigers van Boskalis voor handen, maar die mochten niet worden gebruikt, want alleen Amerikaans materieel mocht worden ingezet. “We konden dus nog niet op vol vermogen werken.”
Liggend op trucks om te worden vervoerd. Duidelijk is te zien hoe groot de veegarmen zijn.
Doorbraak
Na de olieramp als gevolg van het zeeschip Prestige voor de Spaanse kust in 2002 – waarbij de veegarmen van Kampers in werden gezet – betekent de grote calamiteit van BP in de Golf van Mexico voor Koseq een echte, grote doorbraak. “Voor ons kan het jaar al niet meer stuk. We hadden vorig jaar al een goed jaar, maar dit jaar is nog beter. En er zijn vijf bedrijven die hierdoor ook werk hebben, waaraan we werk uitbesteden.”
Kampers verwacht dat de vraag ook toe zal blijven nemen. “Er zijn dagelijks honderden bezoeken aan onze website, en we krijgen vragen van over heel de wereld. Koseq is wereldwijd bekend geworden. De collega’s kenden ons wel, maar de klanten nog niet.” Daar is nu verandering in gekomen. “Ze willen ervan leren. De oliemaatschappijen zullen beter voorbereid willen zijn op rampen zoals die nu in Amerika.”