‘k Wil u van de scheepvaart spreken
‘k Wil u van de scheepvaart spreken, zo schrijft Albertus Geel in het eerste vers van dit ‘nieuwe’ reisverslag op rijm. Na twee eerdere reisverslagen van deze 19e-eeuwse schipper-schrijver publiceren we in samenwerking met zijn nakomeling Sander Geel weer een bijzonder gedicht van zijn hand.
Sander heeft intussen achterhaald dat Albertus voer op De Vrouw Grietje, genoemd naar Albertus echtgenote Grietje Hoveman. Het was een praam van 20,74 meter lengte en 4,58 meter breedte. Deze keer vaart hij daarmee van Meppel – via Amterdam en Utrecht – naar Vianen.
Dit verhaal speelt zich af in de winter van 1890-1891. Dat is exact 125 jaar geleden. Nu hebben we een warme winter. De tekst en de foto’s beschrijven hoe dit jaargetijde ook kan zijn. In die winter van 1890-1891 ging de temperatuur binnen een paar dagen van +15 naar -15 graden Celsius .
In 7 episodes reizen we mee met Albertus Geel. Zoals ook fotograaf Michel van Kooten op verzoek van Sander deed. Zijn sfeervolle foto’s begeleiden de coupletten.
Winter 1890-1891
1
Alles heeft zijn mee en tegen
En na zonneschijn komt regen
Maar zoo is ’t ook omgekeerd
‘k Wil u van de scheepvaart spreken
Daar veel blijft in de gebreken
D’ uitkomst heeft het vaak geleerd.
2
Het is najaar in de dagen
Nemen af bij wind en vlagen
En het jaar spoedt ras ten end’
Maar een schipper moet om ’t even
Steeds vooruit al moet hij reven
Waar naartoe hij het scheepje wendt.
3
Soms besteedt hij vele uuren
Met oplettendheid te stuuren
’t Komt er wel eens zwaar op aan
Want krimpt soms de wind naar ’t zuien
Volgen veelal daarna buien
En dan kan ’t verkeerd beslaan.
4
Ziet er zijn nog enkele weken
En dan is het jaar verstreken
Maar zoals het dikwijls gaat
Waar ze zich dan ook bevinden
Treffen hen vaak tegenwinden
’s Morgens vroeg en ’s avonds laat.
(Copyright Albertus Geel)
(foto Michel van Kooten.)
Donderdag 11 februari publiceren we episode 2.