Zaterdag 10 oktober neemt de Stichting Nationaal Kamp voor Schipperskinderen tijdens een bijzondere bestuursvergadering afscheid van voorzitter Cor Spek. De bezielde en bezielende leider was jarenlang een motor van wat ooit begon als het Nationaal Kamp voor Schipperskinderen. “Het is tijd”, aldus de vroegere adjunct-directeur van schippersinternaat Prinses Irene Schiebroek. “Maar ik ga niet weg omdat ik het spelletje niet leuk meer vind.”
“Natuurlijk blijf ik die betrokkenheid voelen. Mocht men mij willen vragen voor een denktank die zich bijvoorbeeld buigt over hoe het Nationaal Kamp Hattem (de Kampweek – red.) er bij de zestigste jaargang uitziet, dan neem ik dat zeker in overweging. En volgend jaar op de eerste dag van de 53e editie ben ik erbij, alleen dan met de pet op van de Binnenvaartkrant.” Want sinds de start van deze krant, ruim twaalf jaar geleden, is Cor Spek als journalist bij de krant betrokken, in artikelen vooral de menselijke kant van de binnenvaart belichtend. Daar ligt zijn hart.
In 1986 werd Cor Spek creatief kampleider, in ’88 voorzitter en in ’89 algemeen kampleider. Zijn betrokkenheid ging heel ver. “Mijn kinderen gingen toen ze klein waren gewoon mee naar het Kamp. Tot ze een jaar of 12 waren.” Want dat is de leeftijdsgroep waarvoor het Kamp is: van 10 tot 12 jaar. “Op die leeftijd is er dynamiek en grote fantasie.”
Het leidt ergens toe. De kinderen wonen een week in de natuur. “Kinderen denken soms echt dat spinazie in blokjes aan de bomen groeit en dat melk uit een fabriek komt. In het Kamp maken ze spelenderwijs kennis met de natuur.” Een ervaring die ieder kind mee zou moeten maken. Dat is geen bewering van Cor Spek, maar van oud-minister Veerman van Landbouw. Ook Maria van der Hoeven liet zich in dergelijke bewoordingen uit toen ze als minister van Onderwijs de gerenoveerde Zandkreek (de basis van het Kamp) kwam openen in 2003.
Andere aanpak
Een jaar later werd het Kamp definitief opengesteld voor kinderen die niet op scholen zitten waarop ook schipperskinderen zitten. “Ik schat dat nog 20, 25 procent van de kinderen van het Kamp schipperskinderen zijn.” Dat vereist wel een wat andere aanpak van de organisatie. “Het is geen automatisme meer dat bijvoorbeeld jongeren van internaten meewerken aan het Kamp. De Kampwachten moeten anders worden geworven. Je moet veel meer werven, want deze kinderen komen niet omdat hun ouders of broertjes en zusjes er zo’n leuke tijd hebben gehad.”
“De kampleiding zal het Nationaal Kamp meer als product moeten gaan zien. Zeker naar nieuwe scholen. Dat vraagt visie. Maar het blijft een uniek concept, dat ook enorm kan groeien. De vraag is natuurlijk of je dat moet willen. Ga je dan naar meerdere weken of ga je een maximumaantal deelnemers aanhouden. Ik weet zeker dat dit concept pedagogische meerwaarde heeft en dat het bestaansrecht heeft. Maar hoe ga je het in de toekomst organiseren? Dat is een boeiende discussie.”
Het Nationaal Kamp heeft het tot nu toe zonder een cent subsidie gedaan. “Het zou wellicht goed zijn als bijvoorbeeld het beheer van het gebouw weggezet kan worden naar professionele beheerders en dat de menselijke inbreng – toch heel erg eigen voor het Kamp – in handen blijft van vrijwilligers. Maar je moet daar wel de juiste mensen voor vinden, die dat willen en die het Kampconcept kunnen verkopen.”
De bezieling klinkt nog door, maar hij zal het los moeten laten.
Lees het complete interveiw in de Binnenvaartkrant van 6 oktober 2009.