Uitbreiding van hybride onderwijs kan zorgen voor een minder ingrijpende overgang van schipperskinderen van boord naar de basisschool en het internaat. Het biedt gezinnen ook meer flexibiliteit bij het runnen van hun familiebedrijf. De pilot die LOVK afgelopen jaar deed is veelbelovend. Daarom wordt hij komend schooljaar uitgebreid.
Hybride onderwijs was een van de onderwerpen in het op 20 mei gepresenteerde rapport Continuïteit & Flexibiliteit: een grootschalig onderzoek naar het midden- en kleinbedrijf in de binnenvaart. De term is niet nieuw, vertelt Lienke van Dijk. “We doen al aan hybride onderwijs.” Zij is directeur van het Landelijk Onderwijs aan Varende kinderen. Die organisatie combineert al jaren fysiek en online onderwijs.
Leerplichtig
Wettelijk zijn kinderen vanaf hun vijfde verjaardag leerplichtig. Voor schipperskinderen is er een uitzondering: zij mogen tot en met hun zevende aan boord blijven. Als ze bij het LOVK ingeschreven staan, voldoen ze aan de wet. Ligt het schip in de buurt, dan kunnen kinderen terecht bij de ligplaatsscholen in Dordrecht, Werkendam en Krimpen aan den IJssel. Tijdens het varen verzorgen de ouders het onderwijs zelf, met leerpakketten en ondersteuning van het LOVK. “Wij zijn een normale basisschool”, zegt Lienke. “We hebben alleen een bijzondere doelgroep: varende kinderen.”
Toen Lienke hoorde dat er onderzoek gedaan zou worden naar het familiebedrijf in de binnenvaart, klopte ze aan bij initiatiefnemer Bart Verkade. Ze werd lid van de begeleidende stuurgroep en wist voor elkaar te krijgen dat er een aantal vragen over wonen en onderwijs in het onderzoek terechtkwamen. “Het is fantastisch dat we nu eindelijk ook data kunnen leggen onder wonen en onderwijs. Omdat we daar best wel grote ambities in hebben, gaat dat ons enorm helpen.”
De stap naar groep 3
Een van die ambities behelst het uitbreiden van het hybride onderwijs. De overstap van groep 2 naar groep 3 is voor kinderen een grote verandering. Voor veel schipperskinderen (en hun ouders) is die extra heftig. Lienke legt uit: “Ze moeten op jonge leeftijd, zo rond zes jaar, twee grote stappen maken. Ten eerste van kleuteronderwijs naar methodisch groep 3-onderwijs; dat is voor alle kinderen een pittige tijd. Dan moeten zij ook nog eens van boord naar de wal, meestal een internaat. Dat schuurt al jaren.”
“Vroeger zeiden schippers: ‘Het is nou eenmaal zo, het hoort erbij.’ Jonge schippersgezinnen van nu zitten er anders in. Die maken veel bewustere keuzes en je ziet dat veel moeders aan de wal gaan wonen met de kinderen.”
Op die persoonlijke keuze heeft Lienke niets tegen. Ze wijst wel op de gevolgen voor de sector: als daardoor meer familiebedrijven verdwijnen, verandert de samenstelling van de vloot en exploitatiewijze.
Drie ministeries
De LOVK-directeur werkte de afgelopen twee jaar een koersplan uit om de school aan te passen aan de veranderende behoeften van kinderen, jonge ouders en de huidige tijd. Onderdeel daarvan is een oplossing om de overstap naar het internaat geleidelijker te maken.
Ze zocht al vroegtijdig samenwerking bij ‘ketenpartners’, waaronder LOVT, de belangenvereniging van ouders, de internaatsbesturen Limena en Meander, Steunpunt Binnenvaart, de Rijdende School (de LOVK-tegenhanger voor circus- en kermiskinderen) en de brancheorganisaties. Gezamenlijk zochten ze contact de drie ministeries die van invloed zijn op het leven van schipperskinderen: Onderwijs, Cultuur & Wetenschap, Infrastructuur & Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn & Sport.
Het LOVK vindt het belangrijk dat die ministeries hun beleid afstemmen als het gaat om onderwijs, internaten en voorzieningen. Lienke: “Om beleidskeuzes te coördineren die impact hebben op varende gezinnen. Denk aan de spreiding van scholen en internaten, maar ook de beschikbaarheid van ligplaatsen, zodat ouders met hun kinderen van boord kunnen om ze naar een ligplaatsschool of schipperssinternaat te brengen.”
In schooljaar 2024-2025 deed het LOVK een pilot voor groep 3 bij ligplaatsschool Het Zwanejong. Die school en het LOVK-kantoor liggen naast elkaar. Zes kinderen volgden
afwisselend fysieke lessen op school en interactieve, online lessen aan boord. Via een videoverbinding hadden ze contact met de leerkracht en met de kinderen in de schoolklas. Ze woonden deels in het internaat en deels bij hun ouders.
De ervaringen waren zeer positief. De pilot gaat dan ook door. Na de zomer telt de groep zestien leerlingen. Tien kinderen op internaten en zes kinderen die nog aan boord wonen.
Kind staat centraal
Het LOVT (Landelijk Oudercontact voor Trekkende Beroepsbevolking) steunt het hybride onderwijs voor groep 3. Voorzitter Andrea de Waardt (ms Invontes): “De stap naar groep 3 is best zwaar – voor de kinderen en voor het gezin. Van de ene op de andere dag beginnen ze aan het internaatsleven en ook aan het schoolleven. Zonder de bescherming die ze aan boord gewend waren.”
Ze vervolgt: “Op school wordt steeds meer gevraagd van de kinderen. De druk is veel groter dan toen wij jong waren. Als je dan nog zo jong bent, is het mooi als hybride onderwijs voor iedereen mogelijk is. De stap van die harde overgang wordt er makkelijker door.”
“Ook voor ouders biedt dit verlichting. De omschakeling van ieder weekend de kinderen halen, de planning daarvan, of juist het misgaan van die planning is een proces waaraan je moet wennen en waarmee je moet leren omgaan. Deze vorm van onderwijs kan het familiebedrijf in de toekomst ontlasten.”
Andrea’s kinderen zijn inmiddels te oud – ze zitten al een poos op het Limena-internaat de Driemaster in Krimpen aan den IJssel – maar ze had er zelf graag gebruik van gemaakt. “Omdat zich nu eenmaal situaties kunnen voordoen waarin je kind het toch even als te zwaar ervaart. Dan is het fijn als je hem of haar bijvoorbeeld om de drie weken een week aan boord kunt nemen. Dat geeft verlichting, terwijl het onderwijs ondertussen wel gewoon doorloopt.”
“Mijn hoop is ook dat ouders door deze hybride vorm van onderwijs toch voor het internaat kiezen of het in ieder geval willen proberen. Onze oudste dochter woont nu tien jaar op het internaat, en natuurlijk is er weleens wat, maar verder ben ik heel tevreden. Het is een voorrecht dat schipperskinderen op deze manier veilig en vertrouwd kunnen wonen en wij ons beroep kunnen uitoefenen”, zegt Andrea.
Ze vindt het belangrijkste dat het LOVK het kind centraal stelt. Het onderwijs wordt op de individuele behoeften afgestemd. “Het gaat echt om het kind.”
Oudere kinderen
Na groep 3 stopt die nieuwe vorm van hybride onderwijs. “We breiden dat niet verder uit naar hogere leeftijd. Het is in het belang van kinderen dat ze in een groep kunnen opgroeien. Vanaf zeven jaar is volledig onderwijs aan wal beter voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling.”
Er zijn wel ideeën over een ander hybride onderwijsconcept voor oudere kinderen, vanaf groep 4. Maar wel binnen duidelijke kaders, stelt Lienke. Bijvoorbeeld dat kinderen in een internaat wonen en onderwijs op een basisschool aan wal volgen, maar de mogelijkheid krijgen om, indien nodig, maximaal tien weken per schooljaar toch weer mee te varen met het gezin.
“Als ze het moeilijk hebben, door heimwee of als ze op een andere manier vastlopen. Dan krijgen ze zo even de ruimte die ze nodig hebben door mee te varen in het gezin. Dat is beter dan dat ouders hun kind ziekmelden. Nu stopt het onderwijs vaak in zo’n geval.”
Tijdens die weken hevelt de walschool het onderwijs over naar het LOVK, is het idee. Dit concept is geïnspireerd op de aanpak van de collega’s van de Rijdende School voor kermis- en circuskinderen.
Financiering
Er zijn nog wel meerdere uitdagingen, maakt Lienke de balans op. “Zoals het regelen van vervoer vanuit internaten nu ze kinderen naar meerdere scholen moeten brengen.”
“Financiering is ook een cruciaal punt; als LOVK dragen we de kosten van de pilot volledig zelf, maar die situatie is beperkt houdbaar. Er is structurele financiering en aanpassing van regelgeving nodig om de maatregelen breder uit te rollen.”
Wat ook meespeelt is, de impact van regelgeving en financieringsmogelijkheden voor het gezinsbedrijf. Als het familiebedrijf verdwijnt heeft dat ingrijpende gevolgen voor het onderwijs maar ook voor de diversiteit van de binnenvaartvloot.
Aanpassing wetgeving en financiering nodig
Om het hybride onderwijs te kunnen uitbreiden voor kinderen van zeven jaar en ouder is aanpassing van de onderwijswet noodzakelijk. “Zodat er flexibiliteit komt voor oudere kinderen, en zij de mogelijkheid krijgen om een deel van de tijd mee te varen zonder onderwijsachterstand op te lopen”, vertelt LOVK-directeur Lienke van Dijk. “De huidige wet heeft flexibiliteit en nuance nodig.”
Samen met de ketenpartners voert ze ook overleg met het ministerie van OC&W over de bekostiging en logistieke uitvoering. Het doel is dat het nieuwe hybride onderwijs voor een bredere groep varende gezinnen beschikbaar komt.
Maar de gesprekken zijn niet alleen met ambtenaren van OC&W. Op initiatief van LOVK, LOVT, Limena, Meander, KBN, Stichting Watertransport en ASV was er donderdag 10 juli een ‘multidisciplinair overleg’ met ook I&W en VWS – plus diverse vertegenwoordigers van ketenpartners. De ministeries boden een luisterend oor.
Samenhangend beleid
“Het was een zeer goed en zinvol overleg”, blikken Lienke en LOVT-voorzitter Andrea de Waardt terug. Lienke: “Voor het eerst zagen de verschillende ministeries het complete, samenhangende beeld van de problematiek voor varende gezinnen. Dat maakten we inzichtelijk met een realistische casus van een gezin met drie kinderen en de knelpunten die ze tegenkomen. Bijvoorbeeld bij onderwijs op afstand, de noodzaak van fysiek schoolbezoek en de cruciale rol van logisch gesitueerde ligplaatsen om aan en van boord te kunnen gaan.”
Andrea voegt toe: “Maar ook als het kind de leeftijd bereikt dat het naar het internaat gaat… de uitdagingen die men dan tegenkomt. Zoals ligplaatsen, het tekort aan autoafzetmogelijkheden en verschillen in de exploitatie als moeder de kinderen ophalen is.”
“We hebben ook aangegeven dat de dienstverlening die het schippersinternaat biedt, helpt dat het familiebedrijf in stand kan blijven”, aldus Andrea. “Duidelijk werd dat het ene eigenlijk niet zonder het andere kan en dat als een ministerie wijzigingen doorvoert dit effect heeft op andere zaken die het familiebedrijf aangaan.”
De boodschap kwam aan, merkte Lienke. “Er ontstonden gelijk allerlei bruggetjes, tussen de ambtenaren van de verschillende ministeries. Het is een belangrijke stap in betere afstemming en samenwerking.”
Aanpassing van de wet kost tijd. Lienke is optimistisch: als iedereen er achter staat en de ministeries de plannen voorbereiden voor het nieuwe kabinet en het parlement, zou de wetswijziging binnen twee jaar moeten kunnen. “Zoiets duurt gewoonlijk zo’n drie tot vijf jaar. Maar omdat we al een tijdje bezig zijn, hoop ik erop dat binnen nu en twee jaar duidelijk wordt of de wetswijziging gerealiseerd kan worden.”
Politiek
Ze heeft nog niet gelobbyd bij politieke partijen. “Wel zijn er alvast contacten gelegd in het netwerk om ze warm te maken voor het onderwerp. De meest directe invloed zoeken we echter bij de ministeries, aangezien zij de beleidsmakers zijn die inhoudelijke dossiers aanleveren aan de politici. Een goed onderbouwd dossier via de ministeries kan meer bereiken, denken we.”
Lienke had enkele dagen later een vervolgoverleg bij OC&W. Toen is het idee ontstaan om in het najaar weer OC&W en VWS gezamenlijk om tafel te gaan over onderwijs en wonen, samen met de andere partijen.
Door Martin Dekker