Als gevolg van de coronapandemie zijn casco’s van binnenvaartschepen die in het buitenland worden gebouwd vertraagd, waarschuwt Netherlands Maritime Technology. Dan zal de afbouw in Nederland later klaar zijn dan gepland. “Hierdoor zal de EU Stage V-overgangstermijn voor de inbouw van CCR2-motoren (1 juli 2021) overschreden worden.” De brancheorganisatie wil dat de overgangstermijn wordt verlengd en roept het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op om zich daarvoor in Europees verband in te spannen.
De maritieme maakindustrie ondervindt grote gevolgen van de coronacrisis. Om de scheepsbouw te laten overleven zijn maatregelen nodig, stelt NMT. De brancheorganisatie doet vijf voorstellen. Het uitstel van de overgangstermijn van de Stage V-emissie-eisen voor motoren is daar één van.
Vraaguitval
De algemene steunpakketten van de overheid voorzien in een behoefte maar zijn niet op alle vlakken voldoende, aldus NMT. De maritieme maakindustrie loopt tegen vijf acute problemen aan en doet een beroep op de overheid om daarop actie te nemen.
De Nederlands scheepsbouw heeft te maken met acute vraaguitval door het annuleren, vertragen en niet tekenen van orders. Ook ontstaan er liquiditeitsproblemen, waarschuwt NMT.
“Door de kenmerken van deze industrie zijn de gevolgen niet alleen erg groot maar ook zeer langdurig. De maritieme maakindustrie is van strategisch belang, is essentieel voor de verduurzaming van de zee- en binnenvaart, levert veel werkgelegenheid en levert een grote bijdrage aan de Nederlandse economie.”
Financiering werkkapitaal
De financiering van werkkapitaal wordt voor veel scheepswerven en maritieme toeleveranciers problematisch. Klanten, banken en investeerders betalen pas bij levering. Hierdoor worden de bedrijven gedwongen een groot deel van de productie zelf voor te financieren en wordt de beschikbare kredietruimte verder beperkt. “Als de banken geen kredietlijnen open houden en daarmee de liquiditeit garanderen is er een groot risico dat bedrijven omvallen”, aldus NMT. “Banken financieren alleen werkkapitaal als betalingen verzekerd zijn. En dat is in deze situatie onzeker.”
Daarom roept NMT de overheid onder andere op om het dekkingspercentage van de exportkredietverzekering ADSB (Atradius Dutch State Business) naar 100 procent te verhogen. Dat is nu tussen 90 en 98 procent.
Vlootvernieuwing versnellen
Om de acute vraaguitval en liquiditeitsproblemen te verzachten zou de overheid een aantal al geplande investeringen sneller moeten doen. Door geplande vaartuigen eerder te laten bouwe wordt de maritieme maakindustrie gestimuleerd zonder dat het extra (steun)geld kost, betoogt NMT. “Wij roepen Rijkswaterstaat en Defensie op om hun programma voor de vlootvernieuwing te versnellen. Voor overheidsprojecten zijn er onnodig lange tender- en selectieprocessen. Deze processen kunnen verkort en vereenvoudigd worden. Ook kunnen de vooruitbetalingen los worden gekoppeld van de projectstatus om op korte termijn positieve cash flow te behouden in de industrie, teneinde die in staat te stellen te overleven.”
Vertraging nieuwbouw
Net als bij de binnenvaart zullen door vertraging in de productie nieuwe zeeschepen later worden opgeleverd. Dan kunnen inmiddels nieuwe regels van kracht zijn waar schepen aan moeten voldoen. Dit levert grote problemen op: keuringen moeten opnieuw worden uitgevoerd, mogelijk zijn er aanpassingen nodig in het ontwerp en het kan voorkomen dat al gekochte en geïnstalleerde apparatuur moet worden vervangen.
Voor vertraging door de coronacrisis moet er een coulanceregeling komen, stelt NMT voor. Samen met de Europese brancheorganisatie gaat zij een voorstel indienen bij de IMO. “Wij roepen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om dit voorstel te steunen en om andere landen op te roepen hetzelfde te doen.”
Arbeidskrachten
NMT wijst er ook op dat bedrijven problemen ondervinden met de repatriëring van medewerkers uit het buitenland. “Daarnaast is het hoogst onzeker of buitenlandse arbeidskrachten weer op tijd in Nederland terug (kunnen) zijn wanneer de productie hier weer opstart. Wij roepen de overheid op tot steun bij de repatriëring en wanneer de productie weer wordt opgestart tot actieve medewerking voor het terughalen van vaklieden die we hard nodig hebben.”
