Op hoofdtransportassen duurt het schutten nog geregeld te lang. Rijkswaterstaat slaagt er niet in de streefwaarden te halen. 85 procent van de schepen zou binnen de normtijd moeten passeren die voor elke afzonderlijke sluis geldt. In werkelijkheid was dat slechts 69 procent.
Dat staat in het jaarverslag van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Minister Schultz van Haegen geeft als oorzaak ‘een combinatie van storingen, benodigde onderhoudswerkzaamheden en capaciteitsproblemen op met name de Zeeuwse achterlandverbindingen’. Ze wijst erop dat voor de corridor tussen Nederland en België diverse MIRT-projecten lopen die gericht zijn op het verbeteren van de toekomstige capaciteit.
De passeertijden van sluizen voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren wel ruim voldoende. Bij de hoofdvaarwegen is de doelstelling 75 procent; in 2013 werd 80 procent gehaald. Op kleinere vaarwegen is de streefwaarde 70 procent en werd 92 procent gescoord.
