Binnenvaartschepen die vóór 1976 gebouwd zijn, hoeven alsnog niet vanaf 1 januari 2020 aan de dan geldende geluidseisen te voldoen. Dat is het resultaat van een voorstel van het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in CESNI hard gemaakt voor versoepeling van eisen.
Enkele duizenden binnenvaartschepen kunnen door het voorstel in CESNI (de bevoegde werkgroep van het Europees Comité voor standaarden in de binnenvaart) langer in de vaart blijven, meldt het ministerie. “Het voorstel om de binnenvaartsector tegemoet te komen in een versoepeling van de geluidseisen voor oudere schepen, is aangenomen door de bevoegde internationale autoriteit.”
Schepen gebouwd op 1 april 1976 of eerder profiteren van de versoepeling, die in 2020 ingaat. Bij ongewijzigde regelgeving zouden deze schepen vrijwel zeker uit de vaart moeten worden genomen omdat ze de nieuwe wettelijke geluidsnormen niet halen.
Nieuwe meetmethode
Met name de Nederlandse organisaties ASV en BLN-Schuttevaer hebben zich sterk gemaakt voor een oplossing voor oudere (kleinere) schepen. Die kunnen in veel gevallen nooit voldoen aan de scherpere eisen en werden daardoor met sloop bedreigd.
Als vanaf 2020 schepen met een bouwdatum van vóór 1 april 1976 de verplichte geluidsmetingen voor het eerst ondergaan, zullen zij volgens een nieuwe methode worden gemeten, zo staat in het voorstel van Nederland. Geluid wordt dan niet bij 95 procent van het motorvermogen gemeten, maar bij een gewogen gemiddelde van verschillende toerentallen. Dit sluit beter aan bij hoe een schip in de praktijk gebruikmaakt van de motor, en levert lagere meetwaarden op.
Redelijke eisen
Worden de verwachte overschrijdingen na 202 daadwerkelijk gemeten, dan dient de scheepseigenaar “te doen wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht om het geluid verder terug te dringen”, aldus het ministerie. Heeft hij dat gedaan, dan worden overschrijdingen toegestaan tot maximaal 5 dB(A) in woonruimten en 10 dB(A) in slaapruimten.
De komende tijd zal het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in samenspraak met de ILT, de keuringsinstanties en de internationale brancheorganisaties een voorstel doen over wat redelijke eisen zijn. Het Nederlands voorstel wordt naar verwachting in april 2018 officieel bekrachtigd.
Aangepast voorstel
BLN-Schuttevaer heeft positief gereageerd op het nieuws. De brancheorganisatie schrijft in een ingelaste nieuwsbrief: “Om andere lidstaten ‘mee te krijgen’ zijn de volgende wijzigingen in het bijgevoegde Nederlandse voorstel aangebracht: (1) het voorgestelde aangepaste meetprotocol is alleen door schepen die gebouwd zijn voor 1976 te gebruiken, en (2) is een aanvullende keuzemogelijkheid toegevoegd in de tabel met overgangstermijnen met de volgende tekst: ‘Het schip mag zijn bestaande exploitatiewijze voortzetten indien door monitoring door een tachograaf wordt gewaarborgd dat het vaartuig ten minste gedurende de door de lidstaten in hun nationale bepalingen voorgeschreven rusttijden van de bemanning wordt bedreven met een toerental van de hoofdmotor waarbij de geluidsgrenswaarden in de slaapruimten niet meer bedragen dan 60 dB(A). Dit toerental wordt bij de eerste verlenging van binnenschipcertificaat na 01.01.2020 door proefvaarten aangetoond en in het binnenschipcertificaat vermeld.’”
BLN-Schuttevaer licht dat toe: Dit “is een extra keuzemogelijkheid, waarbij schepen kunnen blijven varen met exploitatiewijze A2 en B wanneer bij een bepaald toerental van de motor wel kan worden voldaan aan de geluidseisen in de slaapverblijven (60 dB(A)).”
Schijnoplossing
De ASV is juist niet gelukkig met het voorstel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Die schippersorganisatie vindt de versoepeling voor schepen gebouwd vóór 1976 een schijnoplossing, die juist gunstig uitpakt voor jongere schepen. De ASV is het dan ook niet eens met de bewering dat enkele duizenden binnenvaartschepen door een voorstel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat langer in de vaart kunnen blijven.
Sunniva Fluitsma, tot dit najaar voorzitter en nu lid van de Denktank van de ASV, reageert op het voorstel en de manier waarop het ministerie dat aan de sector presenteert: “Men zet hierbij de politiek op het verkeerde been. Er wordt gedaan alsof deze ‘versoepeling van de geluidseisen’ voor de oudere schepen is bedacht. De werkelijkheid is een andere: hiermee hoeven de schepen van ná 1976 niet te bewijzen dat ze aan de geluidseisen zouden voldoen, en daarvoor heeft men de schepen van vóór 1976 met een werkwijze opgezadeld die zeker geen ‘oplossing’ betekent.”
“Het is schrijnend dat er dan net gedaan wordt alsof dit allemaal bedacht is voor de oudere schepen en dat die eigenaars daarvan nu blij zouden moeten zijn”, vindt Fluitsma. “Om dit zo voor te stellen is de mensen op het verkeerde been zetten. De ‘versoepeling’ bij de keuring van de geluidseisen is zo beperkt en vooral zo ongewis dat het voor velen een struikelblok zal blijken, zeker gezien de eisen die er verder nog gewoon blijven bestaan. Het is ronduit schandalig om mensen het gevoel te geven dat dit nu een oplossing is voor schepen van voor 1976!”