Frans Schoenmakers is om gezondheidsredenen teruggetreden uit het college van bestuur van de STC Group. Dat viel samen met een jublieum: hij is 25 jaar werkzaam in het nautisch onderwijs. Voor ons een mooie aanleiding om Schoenmakers voor een ‘Ontmoeting op de brug’ uit te nodigen.
Binnenscheepvaart en onderwijs waren twee elementen die een grote rol speelden in het leven van Frans Schoenmakers. Hij werd op 12 juni 1951 geboren in Rotterdam. Hij was schipperszoon en zijn ouders voeren op het sleepschip Pieternella. Later stapten ze over naar het motorschip Johan, dat in de eerste periode van Frans’ leven zijn vertrouwde thuis was.
“Mijn overgrootvader kwam uit Dussen. Die is toen begonnen met een beurtschip, dat voer tussen Dussen en Dordrecht. Daarna ging het beroep steeds over van vader op zoon. Mijn grootvader, mijn vader en mijn oudste broer voeren allemaal op de Rijn en zelf heb ik aan boord van onze eigen schepen veel meegevaren. Alles van de binnenvaart met de paplepel ingegeven gekregen en zelf ook leren varen.”
Toen het moment was aangebroken om naar school te gaan, kwam Frans op een internaat terecht. In het begin op een internaat in Brielle. “Daar zaten veel kinderen van Rijnschippers”, vervolgt Frans. “Toen ik negen was, ging ik naar het internaat St. Marie in Huijbergen. Dat werd geleid door de broeders van Maastricht.”
Frans Schoenmakers: “Ik had zelf lang op een internaat gezeten en wilde ook wel eens aan de andere kant van zo’n instelling kijken.” (foto Harrie van Eeuwijk)
“In eerste instantie had ik de vaste overtuiging dat ik ook schipper zou worden, want mijn oudste broer, die tien jaar ouder is dan ik, was mijn grote voorbeeld. Maar direct na de lagere school naar boord gaan, zoals vele schippersjongens in die tijd deden, zat er voor mij niet in. Ik moest van mijn vader in elk geval een mulo-diploma op zak hebben, ook als ik de binnenvaart in zou gaan.”
Onderwijzer
“Tegen de tijd dat ik vijftien jaar werd en nog op de mulo zat, begon ik toch te twijfelen of ik later wel schipper wilde worden. Ik sprak me daar voorzichtig over uit tegen mijn klassenonderwijzer, broeder Felix, met wie ik goed op kon schieten. Die zei dat het goed voor me zou zijn om naar de kweekschool te gaan.”
Het werd de kweekschool van de broeders van St. Louis in Oudenbosch. Frans haalde er in 1971 zijn bevoegdheid als onderwijzer. “Daarmee klaar zijnde wist ik nog niet goed wat ik er mee wilde.”
Dus ging hij door studeren. “Mijn ouders waren inmiddels aan de wal gaan wonen. Mijn vader vond dat ik maar thuis moest komen wonen. Ik ben Nederlands en Duits gaan studeren. Enige tijd later ben ik met de studie Duits gestopt en louter met Nederlands verder gegaan.”
Naast de studie viel Frans af en toe in aan boord van schepen. “Om een zakcentje bij te verdienen. Vervolgens kreeg ik het verzoek om tweeënhalve dag per week op een lagere school in Hendrik-Ido-
Ambacht te gaan werken. Ik gaf daar hoofdzakelijk gymnastiek- en zwemlessen, hetgeen me prima beviel. Een jaar later kreeg ik eerst een aanstelling aan een basisschool in Rotterdam en weer wat later stapte ik over naar het voortgezet onderwijs, want het lukte me toen om een halve baan aan een mavo in Rotterdam te krijgen. In die periode rondde ik mijn studie Nederlands af.”
Er volgde een voltijds aanstelling Nederlands aan de Wolfert van Borselen, ook in Rotterdam. ”Later werd ik op die scholengemeenschap conrector van de internationale schakelklassen. Op die school werkte ik tot 1985.”
Nautisch onderwijs
In 1985 werd hij directeur van de KOF-school aan de Noorderhelling in Rotterdam. “Ik had zelf lang op een internaat gezeten en wilde ook wel eens aan de andere kant van zo’n instelling kijken.”
De school aan de Noorderhelling kende in die tijd zowel lager als middelbaar beroepsonderwijs. “Ik vond die baan best leuk. Vooral het mbo vond ik heel erg mooi. Daar was je echt met beroepsonderwijs bezig. Er waren heel goede vakdocenten en dat was veel waard.”
Ruim een jaar later kreeg het mbo met de SVM (Sectorvorming en Vernieuwing in het Middelbaar Beroepsonderwijs) van doen. De mbo-scholen binnen het KOF (in Rotterdam voor de binnenvaart en in Delfzijl voor het baggerbedrijf) zouden niet zelfstandig kunnen blijven. Na veel vijven en zessen culmineerde dat in de fusie van die scholen met andere middelbare nautische opleidingen tot het nieuwe Scheepvaart en Transport College (STC) in Rotterdam.
Geen gemakkelijke baan
“Er moest daar een centrale directie komen van drie mensen”, vertelt Schoenmakers. “Het idee was er een uit elke bloedgroep te kiezen. Dus één uit de havenhoek, één uit de zeevaarthoek en één uit de binnenvaart- en baggerhoek. Vanuit die laatste groep kwam ik in de directie. De opbouw van het STC was een hele klus, want dat werd een samenwerkingsverband van zes scholen binnen drie bloedgroepen. Maar met inzet van velen lukte dat.”
“Mijn belangrijkste portefeuille binnen de centrale directie, later omgezet in het college van bestuur, was personeelszaken. Tot voor twee jaar was ik ook verantwoordelijk voor de afdeling vmbo. Die portefeuille personeelszaken geldt voor het hele STC. Met ruim 500 medewerkers bij het STC in dienst kun je begrijpen dat ik genoeg te doen had.”
“Het was een mooie en verantwoordelijke, maar geen gemakkelijke taak. Want onderwijs wordt gemaakt door mensen. Je kunt mooie gebouwen hebben, perfecte simulatoren, mooie opleidingsschepen, maar als je daar mensen voor aanneemt die geen verstand van onderwijs hebben, bereik je weinig. Want je kunt beter een goede docent hebben met een matige simulator dan een matige
docent met een goede simulator.”
“Dat wordt mijns inziens in de toekomst landelijk een grote opgave: om voor alle vormen van onderwijs de goede mensen te krijgen. Wat dat betreft kan de minister van Onderwijs zich grote zorgen maken. Je zou wensen en verwachten dat daar meer aan gebeurt dan dat er nu gebeurt. Hoewel er aanzetten zijn, dat wil ik niet ontkennen. Maar het probleem is gigantisch: als je de vergrijzing ziet, dan rijzen de haren – voor zover nog aanwezig – je te berge.”
Nautische koepel
Dan spreekt Schoenmakers over het nautisch onderwijs in z’n totaliteit. “Ik vind het wel jammer dat die binnenvaartopleidingen niet meer totaal gezamenlijk optrekken. Dat is natuurlijk erg inefficiënt. Vandaar dat ik een sterk voorstander ben van een maritieme koepel in Nederland. Het feit dat de binnenvaartopleidingen zijn opgegaan in een club die ook zeevaart, baggeren, haven enzovoort verzorgt, mag een groot pluspunt genoemd worden. Daardoor zijn wel vormen van kruisbestuiving ontstaan. Wij hadden bijvoorbeeld bepaalde investeringen niet kunnen doen wanneer de binnenvaartopleiding in z’n uppie was blijven bestaan. Wat dat betreft is er met de vorm hoe het nu bij het STC gaat, winst behaald.”
“Maar voor de toekomst zou ik voor de opleidingen wensen dat die nautische koepel in Nederland ooit zal ontstaan, zodat je echt met elkaar optrekt. Dat je bijvoorbeeld een aantal opleidingsschepen van verschillende typen hebt, waar iedereen beurtelings gebruik van kan maken. Als je één paraplu hebt waaronder de partijen samen werken, dan ga je ook veel soepeler gezamenlijk leerstof ontwikkelen, gezamenlijk programma’s ontwikkelen, gezamenlijk een nieuw binnenvaartinstructieschip bouwen. En dan kun je volop van elkaars know-how gebruik maken.”
Optater
“Bij scholengemeenschap Wolfert van Borselen had ik als jong conrector een fantastische onderwijsbaan; ik heb het op de Noorderhelling als directeur van de binnenvaartschool vijf jaar lang heerlijk gehad, en ik heb het later als lid van de centrale directie en het college van bestuur van het STC ook reuze naar mijn zin gehad. Natuurlijk waren er soms de gebruikelijke dips. Uiteraard heb ik zo nu en dan de nodige dingen verkeerd gedaan, maar aan de andere kant kan ik iedereen redelijk recht in de ogen kijken.”
“Ik heb hard gewerkt en dan loop je er tegen het einde van je carrière wel eens tegenaan dat het werk je niet altijd meer zo gemakkelijk afgaat. In 2007 heb ik een flinke optater gehad met mijn ogen. Opeens kun je niet meer waar je voorheen fysiek wel toe in staat was. In totaal heb ik 37 jaar in het onderwijs gezeten. Dat is natuurlijk een hele tijd. Gezien mijn huidige gezondheid is het beter om met mijn werk niet meer verder te gaan.”
Examens
Frans is nog niet gestopt. Wat hij nog doet is het werk voor het College voor Examens (CVE). Dat maakt landelijk de examens voor vmbo, havo, vwo en ook de landelijke reken- en taalexamens voor het mbo. “Dat deed ik binnen werktijd van het STC en dat werd ook vergoed aan het STC. Dat werk hoop ik, nadat ik definitief bij het STC teruggetreden zal zijn, nog wat te blijven voortzetten. Maar allerlei andere bestuurstaken op me nemen nu ik meer vrije tijd krijg, wil ik liever niet.”
Toch zal Frans Schoenmakers zich bepaald niet gaan vervelen. Hij mag graag lezen, hij houdt van klussen en tennissen. En samen met zijn vrouw mooie reizen maken staat eveneens in de planning. “Ik vond het vroeger mooi om op basisscholen Sinterklaas te spelen. Mijn jongste dochter is onderwijzeres op een basisschool in Rotterdam en nu staan er al in mijn agenda data ingevuld wanneer ik daar goedheiligman zal zijn. En echt, met vreugde zie ik ook daar naar uit.”
Interview met Frans Schoenmakers
In het verre verleden heb ik vanuit KOFS (Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart) in diverse geledingen met Frans Schoenmakers samengewerkt. Als persoon heb ik Frans Schoenmakers bijzonder sympathiek gevonden. Helaas scheidden onze wegen. Heel graag zou ik Frans Schoenmakers opnieuw willen ontmoeten. Misschien is het mogelijk, dat u weet hoe, waar ik het contact Frans weer zou kunnen oppakken. Ik zou dat heel erg op prijsstellen.
Interview met Frans Schoenmakers in uw blad was op 09-11-2010.