Vandaag treedt het tiende wijzigingsbesluit BPR in werking. Tegelijkertijd zijn ook de wijzingen in andere scheepvaartreglementen van kracht. Het gaat onder meer om het Vaststellingsbesluit BPR, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen en het Rijnvaart-politiereglement.
Een onderdeel van het BPR dat niet in werking treedt is de paragraaf Overijssel/Gelderland van bijlage 13, waarin de maximale toegestane afmetingen van schepen staan. Voor het gebied Overijssel/Gelderland blijven de oude afmetingen gelden.
De meest in het oog springende veranderingen van het BPR zijn:
Toepassingsgebied
• Het toepassingsgebied van het BPR bij de Waddeneiland en de Westerschelde is aangepast. Het eiland Noorderhaaks valt nu onder het toepassingsgebied van het BPR. Op de Westerschelde is de westelijke begrenzing verlegd; het toepassingsgebied is nu gelijk aan de lijn van het toepassingsgebied van de Binnenvaartwet (Vaststellingsbesluit BPR).
Marifoon en AIS
• Op de scheepvaartwegen in beheer van het Rijk is toegestaan om onderling de Duitse taal te gebruiken. Alleen op scheepvaartwegen die in bijlage 11 van het BPR zijn opgenomen, waar zowel binnen- als zeevaart voorkomt, is tevens Engels toegestaan.
• Veerponten op kleine doorgaande vaarwegen (klassen 0 & 1) zijn niet langer meer ‘grote schepen’. Dit betekent dat voor deze veerponten geen marifoonplicht meer geldt.
• Kleine schepen (recreatievaart) uitgerust met een marifoon zijn verplicht deze uit te luisteren op kanaal 10 of het blokkanaal (het kanaal dat op de VHF borden wordt aangegeven) (art. 4.05 BPR).
• Het inland AIS-apparaat wordt ingevoerd in de regeling; AIS is opgenomen als definitie. Het apparaat mag worden gebruikt volgens de regels die zijn opgesteld door de Centrale Rijnvaart Commissie (art. 1.01 en 4.07 BPR).
Bijzonder transport
• Drijvende inrichtingen hoeven niet meer altijd een vergunning voor bijzonder transport aan te vragen, maar alleen nog wanneer zij gevaar of hinder veroorzaken bij het transport (art. 1.21 BPR). De transporteur beoordeelt zelf of er sprake is van gevaar of hinder.
• Een ontheffing in verband met de afmetingen van een schip of samenstel is niet langer nodig als het schip of samenstel een vergunning voor bijzonder transport heeft (BPR 9.02). De afmetingen van het schip of samenstel worden meegenomen bij de beoordeling in het kader van de bijzonder-transportvergunning.
Lichten en geluidsseinen
• Handhavingdiensten, brandweer en erkende reddingsbrigades krijgen nu allemaal blauwe zwaailichten en mogen zo nodig overal hard varen (art. 1.24 en 3.27 BPR).
• Veerponten moeten het groene toplicht doven als ze buiten dienst zijn (art. 3.22 BPR).
• Het gebruik van spudpalen wordt gelijk gesteld aan ankeren. Dat heeft direct gevolg voor de te voeren dag- en verlichtingstekens (art. 1.01 BPR).
Belading
• Vrachtschepen moeten een actuele stabiliteitsberekening aan boord hebben, inclusief de daarbij gebruikte berekeningsmethode (art. 1.10 BPR).
• De regels voor het samen schutten van schepen met gevaarlijke stoffen aan boord worden verruimd: containerschepen met twee kegels mogen zowel met elkaar schutten als met schepen met één kegel (art. 6.28 BPR).
Snelle motorboten
• Oefenen met snelle motorboten in verenigingsverband en deelnemen aan wedstrijden met snelle motorboten is toegestaan voor personen die de minimumleeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, mits zij ontheffing hebben van de bevoegde autoriteit.