De Nederlandse overheid zal niet ingrijpen in de drogeladingmarkt. Wel onderzoekt het ministerie van Infrastructuur en Milieu of en hoe de binnenvaartstructuur verbeterd kan worden en gaat het door met analyses om ondernemers meer inzicht in de markt te verschaffen. Dat schrijft minister Schultz van Haegen als antwoord op de motie-Laçin.
Namens de SP’er had de Tweede Kamer haar gevraagd om vóór 1 september in overleg met de branche te komen tot concrete voorstellen om de markttransparantie in de binnenvaart te vergroten. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft overlegd met twaalf vertegenwoordigers van vervoerders, bevrachters, verladers en deskundigen op juridisch en economisch gebied.
Schultz van Haegen blijft bij haar standpunt, zo wordt duidelijk uit de brief. “Het onderwerp markttransparantie in de binnenvaart is niet nieuw, wij hebben hier al vaker over gesproken. Ik heb in de afgelopen jaren diverse studies laten uitvoeren en u daarover gerapporteerd… Uit deze studies komt steeds dezelfde conclusie: de ervaren problemen hebben te maken met de structuur van de sector, en schaalvergroting aan de aanbodkant is dan ook gewenst. Coöperatievorming zou een goed middel daartoe kunnen zijn.”
Kansloos
Een veilingsysteem is volgens de minister kansloos. Na een eerdere motie dit jaar had ze de mogelijkheid van een pilot laten onderzoeken, na het Agora-concept van de ASV. De binnenvaartorganisaties waren verdeeld, schrijft ze: “De opvatting van de ASV bleek haaks op die van de andere aanwezigen te staan. ASV bepleitte als enige een verplicht veilingsysteem, geen van de andere vertegenwoordigers van de varende ondernemers, bevrachters en verladers voelde voor een verplichting.”
Schultz van Haegen zelf ook niet: “Een verplicht systeem zou bovendien op Europeesrechtelijke bezwaren stuiten. Een pilot met een vrijwillig systeem werd door geen van de aanwezigen zinvol geacht, omdat vrijwillige digitale platforms reeds bestaan.”
“Schipper en bevrachter hebben elkaar nodig”
“De discussie over transparantie zoals die nu gaande is, spitst zich toe op het vervoer van droge lading, en dan met name de spotmarkt. Vervoerders hebben het gevoel geen partij te zijn voor de bevrachters die beter inzicht hebben in het ladingaanbod, en een sterkere positie in de bepaling van de prijs en de bijbehorende voorwaarden. Meer transparantie inzake ladingaanbod en prijzen zou de positie van de vervoerder versterken en leiden tot een betere prijs voor de vervoerder.”
Niet iedereen vindt dat, stelt Schultz van Haegen. “Ook niet binnen de groep van de varende ondernemers. Inderdaad is de vervoerder vaak afhankelijk van de bevrachter, maar de verhoudingen liggen in deze sterk fluctuerende markt niet zo vast als gesuggereerd wordt. De vervoerder heeft de bevrachter nodig om vracht te krijgen, maar ook de bevrachter kan zijn rol niet vervullen zonder de vervoerder.”
De tarieven zijn sterk afhankelijk van de waterstand, aldus de minister. “Bij laag water is het aanbod van vervoerscapaciteit schaars en stijgen de prijzen, bij hoog water is het andersom. Beide partijen hebben elkaar nodig om op de langere termijn de markt in stand te houden. Vaak is er sprake van een jarenlange relatie tussen vervoerder en bevrachter, partijen kennen elkaar.”
Spraakverwarring
De term markttransparantie leidt soms tot spraakverwarring. Schultz van Haegen schrijft dat in de gesprekken drie soorten van transparantie aan de orde kwamen:
1. De transparantie in de keten: welke partij heeft welke rol? De vraag spitst zich in deze discussie met name toe op de rol van de bevrachter.
2. Transparantie van het ladingaanbod: door gebrek hieraan is de match tussen vraag en aanbod soms moeilijk.
3. Transparantie van de prijsvorming en inzicht in de actuele prijzen.
Over het eerstgenoemde aspect herhaalt Schultz van Haegen haar reactie op de eerdere motie van Van Helvert en Smaling: “Het klopt dat bevrachters kunnen optreden als makelaar tussen verlader en vervoerder, maar ook de rol van de verlader kunnen overnemen. Bevrachtingskantoren zijn in die gevallen logistieke dienstverleners, die ook de met het transport gemoeide risico’s overnemen van de verlader. Het simpele feit dat er verschillende modellen gehanteerd worden, is echter geen aanleiding om in te grijpen.”
Het tweede aspect, gebrek aan inzicht in het ladingaanbod, was aanleiding voor de motie waarin gevraagd werd om een pilot met een veilingsysteem waar alle ladingaanbod zou passeren (Agora). Een verplicht systeem is niet wenselijk en niet toegestaan, stelt de minister. “Er bestaan wel digitale platforms die ladingaanbod en vervoer bij elkaar brengen, zoals Bargelink en 4Shipping. Of een dergelijk platform kan voorzien in de wensen van de gebruikers staat of valt met de omvang: er moet voldoende aanbod van zowel lading als vervoerscapaciteit zijn. Het recent opgericht 4Shipping is groeiende.”
Het derde is het inzicht in prijzen. “Zoals gezegd kunnen prijzen sterk fluctueren, afhankelijk van fluctuaties in vraag en aanbod. Daarnaast zijn ook de vervoersvoorwaarden van belang, een prijs zonder inzicht in bijbehorende vervoersovereenkomst heeft weinig betekenis. Er zijn wel platforms waar ondernemers inzicht kunnen krijgen in actuele vrachtprijzen. In mijn genoemde brief van 24 maart ben ik ingegaan op de mogelijke nadelige effecten voor de vervoerder van een verdere transparantie: de onderhandelingsruimte wordt door verregaande transparantie ook voor de vervoerder sterk ingeperkt. Verschillende gesprekspartners hebben mij ook nu weer op dit risico gewezen.”
Meer samenwerken
De ASV is als enige voorstander van marktregulering door de overheid, concludeert de minister. Geen van de andere gesprekspartners ziet daar iets in. “Het idee van een verplicht veilingsysteem is reeds aan de orde geweest en om de aan u toegelichte redenen verworpen.”
Het voorstel van Schultz van Haegen is het oude recept: samenwerken. “Veel gesprekspartners wijzen op de voordelen van verdere samenwerking in de keten of tussen varende ondernemers. Dat kan zowel horizontale als verticale samenwerking betreffen. In mijn optiek moet het initiatief hiervoor bij de sector zelf liggen.”
De huidige structuur van de binnenvaart zorgt voor grote prijsschommelingen, belemmert logistieke innovatie en verduurzaming, aldus Schultz van Haegen. Daarom vindt ze structuurversterking van de sector belangrijk. “Ik ben momenteel samen met de brancheorganisaties aan het verkennen welke acties we hiervoor kunnen opnemen in het dit najaar uit te brengen werkprogramma Maritieme Strategie.”
Betere marktobservatie
De minister wil ook doorgaan met uitgebreidere analyse van de vervoersmarkt en de tarieven. Goede marktobservatie, met betrouwbare informatie over trends in prijsontwikkeling en middellange termijnprognoses, kan binnenvaartondernemers helpen.
“Ik heb de afgelopen jaren ingezet op een verbetering van de Europese marktobservatie, die in opdracht van de EU door de CCR uitgevoerd wordt. Zo heb ik afgelopen jaar door onderzoeksbureau Panteia aanvullende analyses laten uitvoeren die ook benut zijn in de CCR-rapportages. Ik wil deze inzet jaarlijks herhalen en zal ook met het CBS en met het CCR-secretariaat bekijken waar de informatie nog beter kan aansluiten bij de behoefte in de sector.”