In de huidige markt zijn er “prikkels om de huidige scheepsgrootte vrijwel te verdubbelen”. Maar door “klimaatverandering en lage waterstanden zullen capaciteitsbeperkingen vaker optreden. Om ‘overtollige’ capaciteit te vermijden zullen binnenvaartschippers dan kiezen voor kleinere schepen.” Dat schrijft Erhan Demirel in zijn proefschrift Economische modellen voor de binnenvaart in de context van klimaatverandering.
De onderzoeker promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op de consequenties van extreem lage waterstanden voor vervoer per binnenschip. Hij bekeek zowel de gevolgen voor de private sector (reducties in de vervoerscapaciteit) als voor de publieke sector (de overheid die verantwoordelijk is voor het bevaarbaar houden van vaarwegen).
“Naar verwachting zullen er door klimaatverandering in het Rijnstroomgebied meer extreme en schommelende waterstanden voorkomen. Extreem lage waterstanden impliceren capaciteitsreducties van schepen, en extreem hoge waterstanden kunnen stremming van de binnenvaart betekenen. Zowel capaciteitsreducties als stremmingen van de binnenvaart betekenen een toename van kosten en het optreden van welvaartsverliezen.”
Voorbereiden
Er zijn volgens Demirel twee soorten maatregelen: mitigatie en adaptatie. De eerste categorie is erop gericht de veranderingen in het klimaat te beperken of te verzachten. Bij de tweede gaat het om aanpassingen aan de gevolgen. Daarop focusde hij in zijn onderzoek.
De binnenvaart en de vaarwegbeheerders kunnen zich maar beter voorbereiden op de nieuwe situatie. Aanpassing aan de klimaatverandering kan ondermeer door beperking van de beladingsgraad, verkleining van scheepsgrootte, het aanhouden van grotere veiligheidsvoorraden en vergroting van inspanningen om de waterwegen bevaarbaar te houden. Aan al deze maatregelen zijn kosten verbonden.
Hogere welvaart
Demirel berekende dat de gunstigste situatie ontstaat als zowel bedrijven uit de branche zelf als de overheid maatregelen nemen om zich aan te passen aan de lage waterstanden. Scheepseigenaren zouden bijvoorbeeld de schepen kunnen aanpassen; de overheid zou moeten investeren in de infrastructuur, zoals baggeren.
Hij pleit voor én én: dat zowel de binnenvaart als de vaarwegbeheerder hun verantwoordelijkheid nemen. “Het combineren van aanpassingen in de scheepsgrootte en investeringen in
infrastructuur leveren een toename in de verwachte welvaart die hoger is dan de som van de toenames wanneer deze bij de maatregelen afzonderlijk worden getroffen. Deze eigenschap waarbij geldt dat ‘de-som-is-meer-dan-de-delen’ kan toegeschreven worden aan de kans die binnenvaartschippers krijgen om nog grotere schepen te gebruiken na de aanpassing in de infrastructuur.”