- Advertentie -
- Advertentie -
HomeNieuwsEBU-jubileum als startpunt voor samenwerking EU en CCR

EBU-jubileum als startpunt voor samenwerking EU en CCR

- Advertentie -

Delen

Tien jaar geleden gingen de IAR en de UINF op in de EBU, de nieuwe internationale organisatie Europese Binnenvaart Unie. De twee oorspronkelijke organisaties adviseerden namens de binnenvaart respectievelijk de CCR en de Europese Commissie. Toepasselijk is dat vandaag (dinsdag 17 januari) in Straatsburg in het Palais du Rhin in verband met het 10-jarig bestaan van de EBU onder anderen de voorzitter van de CCR, mevrouw Edwige Belliard, en Europees Transportcommissaris Siim Kallas spreken over de samenwerking tussen CCR en EU.

EBU is in 2001 ontstaan uit de samenvoeging van de Internationale Arbeitsgemeinschaft der Rheinschifffahrt (IAR) en de IBU (Internationale Binnenschifffahrts Union, in het Frans: UINF). De IAR vertegenwoordigde de binnenvaart bij de Centrale Rijnvaartcommissie (CCR). Leden waren de nationale organisaties van de Rijnoeverstaten Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Nederland en België. Dezelfde leden als van de IBU, alleen was daar ook Oostenrijk lid.

Tienjarige EBU breidt uit met Luxemburg
 
“De IBU was iets uitgebreider vanwege de belangenbehartiging bij de EU. De IAR was een reeds lang bestaande en zeer goede belangenbehartiging, uitsluitend gericht op de CCR”, vertelt Theresia Hacksteiner, secretaris-generaal van de EBU. “De IAR had het secretariaat in Duitsland bij de BdB, de IBU in Frankrijk.” Deze spreiding van de werkzaamheden terwijl de organisaties overeenkomstige belangen behartigden, veelal met dezelfde bestuursleden, was niet optimaal. De bestuurders besloten efficiënter te gaan werken en meer duidelijkheid te creëren naar de gesprekspartners. Op 14 december 2001 werd de EBU opgericht. Momenteel zijn acht landen vertegenwoordigd: Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zwitserland, Tsjechië en Roemenië. Vandaag wordt in Straatsburg bekend gemaakt dat ook de Luxemburgse organisatie lid is geworden.

Hobbels
Oost-Europese landen staan op de lijst om toe te treden, maar er zijn nog wat hobbels die moeten worden genomen. De binnenvaart in Oost- en Centraal-Europese landen is niet breed georganiseerd. Vaak zijn er nog geen erkende verenigingen die representatief zijn voor de binnenvaart van dat land. Ook maakt de huidige economische situatie het moeilijk om geld over te hebben voor een organisatie.

 

Theresia Hacksteiner: “Ik ben een Europeaan.” (foto Michel de Groot)

“Soms is er wel een vereniging, maar die vertegenwoordigt slechts 10 procent van de markt. Het is maar net wat de structuur van de binnenvaart in een land is. In Oostenrijk bijvoorbeeld is de sector binnenvaart van de Kamer van Koophandel lid van de EBU. We hebben betrekkingen met vertegenwoordigers en overheden in alle relevante landen. In de toekomst verwachten we wel dat nog meer organisaties uit overige binnenvaartlanden toe zullen treden. Slowakije heeft al een verzoek ingediend. Daar is de binnenvaart bezig zich te organiseren. In Hongarije is een groot deel van de vloot gefragmenteerd. In Polen speelt hetzelfde. De particulierenorganisatie is bij de ESO aangesloten, de rederijen zijn niet aangesloten bij een organisatie.”

Niet vergelijkbaar
De vloten in Oost-Europese landen zijn niet vergelijkbaar met de Nederlandse of Duitse vloot. “Maar geen misverstand daarover: er is sinds 2010 een richtlijn van kracht die bepaalt dat alle schepen in Europa moeten voldoen aan de technische richtlijnen, gebaseerd op het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn.”
Hoewel de problemen waarmee de binnenvaart in die landen kampt, vaak onvergelijkbaar zijn met die in West-Europa, draaien de aangesloten organisaties volledig mee in het bestuur en in de commissies van de EBU. Tsjechië heeft momenteel het vicevoorzitterschap en zal de volgende voorzitter van de EBU leveren.

Directie
Bij de start van de EBU eind 2001 werd Theresia Hacksteiner verzocht om de directie van de nieuwe organisatie op zich te nemen. Zij was toen directeur van de IVR, de internationale vereniging ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van scheepvaart en verzekeraars. De geboren Oostenrijkse gold als zeer ervaren in het internationale speelveld, had met haar IVR-achtergrond ook veel contacten met zowel EU als CCR en tal van andere internationale organisaties.
En ze vertegenwoordigde niet het belang van één van de landen. “Ik ben Europeaan”, stelt ze eenvoudig. Een Europeaan was precies wat de EBU – met de zetel in Brussel – nodig had om de organisatie te leiden. Ze combineert het werk met dat van directeur van de IVR en linkt de EBU aan alle organisaties in Europa waar de binnenvaart belang bij heeft. En dat zijn er veel. Behalve de bekende in Brussel en Straatsburg en de UNECE in Geneve, zijn het de overige riviercommissies zoals de Donaucommissie en de Moezelcommissie, waar EBU de waarnemersstatus heeft. Maar ook bij minder voor de hand liggende clubs als de Rivierenbeschermingscommissies kreeg ze meer dan een voet tussen de deur, zoals de Internationale Commissie voor de bescherming van de Rijn (IKSR) en het equivalent daarvan voor de Donau. “We werken met ze samen. Milieuregelgeving maakt steeds intensiever overleg noodzakelijk.”

Akkoord over arbeidstijdenregeling
De achterban werkt mee in het bestuur en in commissies. “Ik ben de generalist. Het vaktechnische werk wordt in de commissies gedan. Die structuur hebben we gelukkig geërfd van de voorgangers. Daardoor zijn we in staat om over heel veel onderwerpen de expertise in te brengen.”
Die onderwerpen zijn: nautisch-technisch (permanent aan tafel in Brussel en Straatsburg), tankvaart, gevaarlijke goederen (ADN, aan tafel in Geneve), passagiersvaart en het sociaal comité. Ook op dat laatste vlak presenteert de EBU vandaag iets nieuws in Straatsburg: een doorbraak in de regeling voor de arbeidstijdenregeling specifiek voor de binnenvaart. Daarover is jarenlang onderhandeld door de EBU, de ESO en de ETF (Europese vakbonden).

 

EBU-voorzitter André Auderset met Transportcommissaris Siim Kallas. (foto EBU)

Op 15 februari wordt met de sociale partners een akkoord getekend in Brussel, bij DG Sociale Zaken. Een akkoord over arbeidstijden, rekening houdend met de vaartijden. “Daar zijn we best trots op. Bij zoiets zie je hoe belangrijk het is dat je representatief bent.”
Tenslotte heeft de EBU een milieucoördinator benoemd. “Geen milieucommissie, want milieu is een thema dat speelt door alle commissies heen.”
Er is al herhaaldelijk getracht de ESO bij de EBU te voegen, maar tot nu toe zonder resultaat. “Dat is bij de oprichting geprobeerd. Toen was de tijd er nog niet rijp voor.” Nadat vertrekkend ESO-voorzitter Johnny Conings eind 2009 had geopperd dat de tijd rijp was, werd opnieuw een poging gedaan, onder andere door toenmalig EBU-voorzitter Rinus de Korte. “We hebben diverse modellen uitgewerkt. Maar toen het zo ver was, heeft ESO helaas toch afgehaakt. Onze deur staat open en we juichen een nauwere samenwerking nog steeds toe.”

Samenwerking
Vanmiddag spreekt Siim Kallas bij de EBU in Straatsburg over de institutionele samenwerking tussen EC en CCR. Toepasselijker kan haast niet bij het 10-jarig bestaan van de EBU. Ook CCR-president Edwige Belliard zal op dit onderwerp ingaan tijdens het symposium dat onder leiding staat van de EBU-voorzitter, de Zwitser André Auderset.
Theresia Hacksteiner hoopt dat de bijeenkomst vandaag het startpunt voor een goede samenwerking zal zijn. “De tekenen wijzen in die richting. De twee organisaties overlappen elkaar voor een deel en zijn deels complementair. De kunst is dat je daar efficiency uit haalt; een sterk institutioneel kader met een sterke positie van de binnenvaart. Onze insteek is een goede samenwerking tussen de instituties. Mijn gesprekken met het kabinet wijzen in de richting dat de EU de CCR belangrijke rol wil toebedelen.” Met ‘het kabinet’ doelt de EBU-directeur op de staf van Transportcommissaris Kallas.
Er zijn meer zaken die Europees spelen. Vorig jaar publiceerden EBU, ESO en INE gezamenlijk een rapport, ‘Setting the course, a new transport policy for 2020’, dat toen als input diende voor het Witboek Transport. Daarnaast is er een tweede Naiades aangekondigd, een Europees programma om de binnenvaart meer wind in de rug te geven. Het Witboek was onomwonden. “Het nodige zal moeten gebeuren om de mobiliteit in Europa te garanderen, daar zal de binnenvaart een heel belangrijke rol in spelen.”

Tol
Als de Duitse transportminister Ramsauer maar geen roet in het eten gooit, want die houdt hardnekkig vast aan de tol die de Rijnvaart moet gaan betalen, wat in strijd zou zijn met de Akte van Mannheim. “Dat zie ik niet gebeuren”, zegt Theresia Hacksteiner. “Het is volstrekt helder dat er voor de infrastructuur een financieringsprobleem is en het is legitiem dat je alle mogelijkheden aanspreekt, maar het is kort door de bocht om te zeggen: wij deinzen er niet voor terug om internationale conventies op te zeggen.”
“De boodschap is begrepen en Nederland heeft gelukkig duidelijk gereageerd. Een opzegging van dit internationaal verdrag is wat ons betreft niet aan de orde. Als je internationale verdragen wilt opzeggen, zijn er ook andere partijen bij betrokken. Afgezien daarvan verwachten we dat alle landen zich scharen achter het infrastructuurbeleid van de Europese Unie.”
“Het is een dilemma dat de Commissie voor infrastructuurbeleid alleen het middel heeft van de cofinanciering. We hebben wel zorgen om investeringen en het onderhoud van bestaande vaarwegen. Het blijft een zwakke schakel; binnenvaart heeft een enorme potentie, maar de vaarwegen moeten er wel geschikt voor zijn. Ik hoorde een hoge Duitse ambtenaar zeggen dat voor elke euro die je in de vaarwegen steekt, je er 28 terugkrijgt. Dat was wel geruststellend.”

Delen

- Advertentie -

Meer

Laat een reactie achter

Vul uw opmerking in!
Vul je naam in

- Advertentie -
- Advertentie -

- Advertentie -
- Advertentie -