In het ADN(R) wordt op verschillende plaatsen verwezen naar een ‘Controlelijst’. Deze lijst is terug te vinden in deel 8 onder nummer 8.6.3. Maar wat is nu eigenlijk het doel ervan?
De lijst is in 1995 in het ADNR opgenomen, alhoewel daarvóór al verschillende varianten van een dergelijke lijst bestonden. De lijst is bedoeld om die zaken te documenteren die spelen bij het laden en lossen en waarbij een verantwoordelijkheid van zowel de schipper als de walinstallatie wordt gevraagd.
In het ADN(R) is de verantwoordelijkheid op een aantal plaatsen, maar vooral in deel 1, vastgelegd. Om te controleren of ook daadwerkelijk aan al deze voorschriften is voldaan, is de Controlelijst in het leven geroepen.
De lijst bevat de gegevens van het schip en de laad- losinstallatie. Daarna volgen de gegevens van de lading. Maar net zo belangrijk is bij het laden om te weten wat de voorgaande lading was. Dit om bijvoorbeeld bij het laden van een product waarvoor geen gesloten schip wordt vereist te weten of de nog in het schip aanwezige gassen naar de buitenlucht mogen worden gevoerd. Dit is bij stoffen waarvoor een gesloten schip wordt vereist niet toegestaan. Dat wil zeggen dat dan ook de gasverzamelleiding aangesloten moet worden aan de wal.
Op de tweede pagina moeten de afspraken met de walinstallatie over de laad- en lossnelheid worden vastgelegd. Dit om te voorkomen dat er te hoge drukken in de ladingtanks en het gasverzamelsysteem kunnen optreden – en vooral om te voorkomen dat in het begin met te hoge snelheden wordt geladen waardoor gevaar voor statische oplading ontstaat. Ook moeten er afspraken gemaakt worden op welke wijze de walinstallatie de laadleiding eventueel leeg wil drukken. Ook dit is om eventueel aan boord maatregelen te kunnen treffen.
En dan staat er in de Controlelijst een zeer belangrijke opmerking: alle vragen op in de Controlelijst moeten met ‘ja’ zijn beantwoord om met de overslag te mogen beginnen. Als dat niet het geval is – en dat kan voorkomen – dan moet er toestemming worden gevraagd aan de bevoegde autoriteit. Dit in Nederland de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Het lijkt mij logisch dat om deze toestemming moet worden gevraagd door de schipper als het zaken zijn die het schip betreffen en door de walinstallatie als het de walinstallatie is die op een bepaalde vraag geen ‘Ja’ kan zeggen.
Nu de vragen. Zoals u weet moet een aantal vragen door of het schip of de walinstallatie worden beantwoord, en een aantal door beiden. Zo moet ook door de wal gecontroleerd worden of het schip de te laden stof mag vervoeren. Als hier niet bevestigend op geantwoord kan worden, gaat het hele feest niet door. Dat is wel duidelijk.
Maar nu de vraag of er geschikte middelen aanwezig zijn om het schip te kunnen betreden. Dit betreden moet ook in noodgevallen mogelijk zijn. Dit is dan bedoeld voor eventuele hulpdiensten; het lijkt mij logisch dat een gammel trapje niet voldoet.
Er is echter nog een probleem: de internationale tekst stelt dat deze middelen in de omgeving van het voor- en achterschip aanwezig moeten zijn. Er wordt dus niet gesteld dat dit buiten de ladingzone moet zijn. Hier wordt nogal eens krampachtig aan vastgehouden. Dit is niet terecht en daardoor ontstaan vaak gevaarlijker situaties als er bijvoorbeeld een vluchtweg over de boeiing op het voorschip wordt aangebracht. Dit is dus niet echt nodig en eerder onveilig.
Een belangrijk discussiepunt is jarenlang de aansluiting van de gasverzamelleiding en de overvulbeveiliging geweest. Daarop ga ik in de volgende aflvering in.