Tussen Maastricht en Lith staan zeven stuwen die het water van de Maas door Limburg geleiden. Rijkswaterstaat vierde dit jaar het 100-jarig bestaan van de stuwen. Die zijn inmiddels aan het eind van hun Latijn en moeten (deels) vervangen moeten worden.
Honderden jaren al bevaart de mens de Maas. De vele scheepswrakken op en in de bodem en in uiterwaarden van de rivier getuigen daarvan. Variërend van een unieke kano uit de Romeinse tijd en aken, punters en pramen uit de Middeleeuwen tot de resten van stoomschepen uit de 19e eeuw. En dan ook nog al die losse onderdelen en attributen van schepen zoals spanten, leggers, boordplanken, ankers, boots- en enterhaken…? De archeologische vondsten dateren vanaf de Romeinse tijd. De Maas gaf en nam.
De Maas was vaak ontembaar. De regenrivier was voor de scheepvaart tot de 19e eeuw beperkt bruikbaar door de grilligheid en de geringe diepgang. Veel water ‘s winters en weinig water ‘s zomers. De mens heeft altijd geprobeerd de rivier te temmen. De Maas was moeilijk bevaarbaar door het hoogteverschil in Limburg. Tussen de plaatsen Eijsden en Roermond was het verschil van ruim 20 meter.
Kanalisatie
In 1912 sloten Nederland en België een akkoord over het beter bevaarbaar maken van de Grensmaas tussen Maastricht en Maasbracht. In dit akkoord stond dat er elf stuwen moesten komen met elk een sluis voor de scheepvaart, om en om aan de Nederlandse en Belgische kant.
Door de Eerste Wereldoorlog verdween dit plan in de ijskast. Duitsland stopte met de levering van kolen en Nederland wilde niet meer afhankelijk zijn van een land dat in oorlog was. Met de opkomst van de Limburgse mijnbouw bleek er behoefte te zijn aan een goede vaarweg naar Holland, die schepen in staat stelde om daar kolen te leveren. Eerdere plannen voor kanalisatie van de Maas kregen weer serieuze aandacht.
De Tweede Kamer formuleerde het in 1919 als volgt: “De kanalisatie der Maas, zoals zij thans is aangevat, en welke in de eerste plaats te doel heeft een afvoerweg te water voor het Limburgsche kolengebied tot stand te brengen, beoogt de rivier van Maasbracht tot Grave bevaarbaar te maken voor schepen van 2000 ton laadvermogen. Daartoe wordt een diepte van tenminste 2.60 m. over een bodembreedte van 60 meter als nodig geoordeeld, welke diepte later vergroot moet kunnen worden tot 3 meter.”
Scheepvaart
De scheepvaart stond in die tijd hoog op de agenda. De economische ontwikkeling van Limburg werd nog geblokkeerd door de uiterst zwakke logistiek in deze provincie. De politiek koos ervoor om de Grensmaas niet te kanaliseren, maar het Julianakanaal aan te leggen. De aanleg van dit lateraalkanaal startte in 1928 en kwam in 1936 gereed.
Daarvoor al was men begonnen met de kanalisatie van de Maas in de rest van Limburg. In de rivier werden zeven stuwen gebouwd om het waterpeil te controleren. De bouw van de eerste stuw begon in 1921 in Linne. In de jaren erna volgden Borgharen, Roermond, Belfeld, Sambeek, Grave en Lith.
De omvang van de overstromingen van de Maas in Limburg en Noord-Brabant in 1926 deed de regering besluiten de regenrivier beneden Grave te verbeteren. Bochtafsnijdingen waren het voornaamste onderdeel van het besluit. Om vaardiepte in de Maas te houden moest in Lith een stuw- en sluizencomplex worden gebouwd. Ook bij de andere sluizen werd een schutsluis gebouwd om de scheepvaart bij een stuw doorgang te kunnen geven.
Pionierswerk
Het was pionierswerk. Het waren de eerste grote civieltechnische waterwerken in ons land. De Afsluitdijk en Deltawerken bestonden nog niet. En overal in Europa werd onderzoek verricht om te bezien welke stuwen het beste zouden passen in de Maas.
Rijkswaterstaat vierde dit jaar het 100-jarig bestaan van de stuwen. Drie ervan worden nog lokaal bediend. Vier stuwen worden automatisch geregeld vanuit de bediencentrale in Maasbracht. Zeven architectonische pareltjes, die bijna een eeuw hun werk doen. Na de aanleg van de zeven stuwen verschoof de aandacht van Rijkswaterstaat naar onderhoud en beheer. Ook dat ging tientallen jaren prima. Maar nu zit de sleet er toch echt op.
Houdbaarheidsdatum
Een ongeluk in 2007 wees Rijkswaterstaat op het feit dat de houdbaarheidsdatum van de Maasstuwen in beeld komt. Tijdens het optrekken van een klep in Lith brak er iets en kwam de klep scheef te zitten, waardoor een grote hoeveelheid water door de stuw stroomde. Er moest bijna een nooddam aangelegd worden.
Het gat in de stuw was niet de enige calamiteit van de afgelopen jaren. In december 2016 voer een Duitse tanker in dichte mist dwars door de stuw in Grave. Vijf jukken raakten beschadigd. Het waterpeil in de Maas zakte over een afstand van 25 kilometer met ongeveer 3 meter naar het laagst mogelijke niveau. Om de stuw te kunnen herstellen werden tijdelijke dammen geplaatst.
In juli 2021 moesten tijdens het hoogwater de stuwen gestreken worden. Toen bleek dat enkele schuiven bij Sambeek niet konden worden geopend doordat ze vast zaten. Dit betekende dat de stuw niet volledig kon worden gestreken en daarmee vormde deze een grote barrière voor het water.
Volgens de plannen van Rijswaterstaat hoeven de stuwen bij Borgharen en Lith niet vervangen te worden. Ze worden wel gemoderniseerd. Bij de vijf overige stuwen in de Maas, die wél vervangen worden, zal nog een keer groot onderhoud worden gepleegd. Sluis Grave staat met stip als eerste op de lijst voor een nieuwe stuw en komt in 2028 aan bod. Den andere volgen waarschijnlijk pas rond 2035.
Hoge en lage afvoeren
Voor de komende tijd is de vraag hoe we de vervanging van de stuwen in de Maas het beste kan worden aangepakt. De samenleving verandert, het klimaat verandert en de technologie ontwikkelt zich in een razend tempo. Een nieuw ontwerp ontwikkelen dat honderd jaar mee moet gaan, is nogal wat. Welke functie heeft een stuw over twintig jaar? En over vijftig jaar? Willen we nog wel stuwen in de Maas? En zo ja: wat voor stuwen? En waar?
Bij het oorspronkelijke ontwerp van de stuwen in de jaren 20 van de vorige eeuw is rekening gehouden met een maximale rivierafvoer van 3.200 m3/s. Door klimaatverandering zullen de maximale afvoeren hoger zijn, de verwachting is dat de hogere afvoeren ook vaker zullen voorkomen. Zoals die in juni dit jaar.
Rijkswaterstaat en de waterschappen zijn verantwoordelijk voor de ‘Vernieuwings- en Renovatieopgave’ van de natte kunstwerken. Naast hoge afvoeren moet ook rekening worden gehouden met lage afvoeren, die eveneens vaker kunnen voorkomen. Bij lage afvoeren moet het water in de Maas juist zoveel mogelijk vastgehouden worden voor de scheepvaart. En bij hoge afvoeren moet het water afgevoerd worden, maar moeten schepen ook zo lang mogelijk nog veilig de stuwcomplexen kunnen passeren.
De kosten van nieuwe stuwen werden een tijd geleden op honderd miljoen euro per stuk geschat. In totaal gaat het om circa 500 miljoen euro. Renovatie van de stuw in Linne zou tussen de 15 en 20 miljoen gaan kosten.
Rijkswaterstaat wil anticiperen op de klimaatgevolgen en de Maas nog beter beheersen. Of dat gaat lukken, hangt mede af van de budgetten die het nieuwe kabinet wil en kan vrijmaken.
Heb niets gemerkt van een herdenking 100 jaar stuwen in de Maas.
Bij mijn weten heeft RWS hier totaal niets aan gedaan
Wij ook niet geen biertje gehad