Woensdag 10 oktober heeft Koningin Beatrix in Rotterdam het nieuwe loodsvaartuig Polaris gedoopt. Dat gebeurde om 16.15 uur aan de Wilhelminakade bij de Cruise Terminal Rotterdam. Daarbij aanwezig waren onder andere commissaris van de Koningin Jan Franssen, burgemeester Aboutaleb en minister Schultz van Haegen.
(foto Hans Heiligers)
De Polaris, 81 meter lang en 13 meter breed, is de eerste in een reeks van drie nieuwe loodsvaartuigen ter vervanging van de huidige schepen. Deze zogeheten stationsvaartuigen worden ingezet voor het beloodsen van schepen van en naar de Rotterdamse haven en de Nederlandse en Vlaamse havens aan de Schelde. De nieuwe vaartuigen kunnen de soms heftige weersomstandigheden voor onze kust nog beter trotseren.
Langer beloodsen
Scheepswerf Barkmeijer in Friesland heeft het loodsvaartuig gebouwd. Bij het ontwerpen van het schip stonden de toename van het scheepvaartverkeer en scheepsgrootte, de ruwere weersomstandigheden én de duurzaamheid centraal.
Het nieuwe scheepsontwerp – een langere, scherpe en smalle rompvorm – zorgt ervoor dat het loodsvaartuig tijdens zware weersomstandigheden langer op zee kan blijven. Het schip is speciaal ontworpen voor het grillige golfpatroon van de Noordzee. Het loodsvaartuig kan tot golfhoogten van 4 meter en/of windkracht 8 buitengaats blijven. Doordat de Polaris op zee kan blijven totdat er weer beloodst kan worden, wordt de opstartfase van het beloodsingsproces sterk verkort.
Voorheen voeren loodsschepen namelijk terug naar de haven om daar te wachten tot de storm geluwd was. Het beloodsen van de zeeschepen kon met de vorige generatie schepen tot golfhoogten van ruim 2,5 meter. Met het nieuwe vaartuig is het technisch mogelijk om tot gemiddelde golfhoogten van 3,5 meter te beloodsen.
Dieselelektrisch
Het nieuwe schip wordt door twee elektromotoren en zes motoren dieselelektrisch voortgedreven, waardoor tijdens normale stationsoperaties gebruik gemaakt kan worden van sterk gereduceerd vermogen. Door het elektronisch aansturen van de motoren wordt een verlaging van het brandstofverbruik gerealiseerd van zo’n 30 tot 40 procent. De grotere vermogens worden alleen ingezet als de operaties of de veiligheid daarom vragen.