Crisisberaad Binnenvaart ziet een oplegregeling als beste middel om massale faillissementen en een desastreuze verstoring van de binnenvaartmarkt te voorkomen. De regeling zou al op 1 januari 2010 ingevoerd moeten worden. Stilliggen tegen een minimale kostenvergoeding is vrijwillig, maar iedere scheepseigenaar betaalt verplicht mee aan het oplegfonds. Daarvoor is dan wel een wettelijk kader nodig, maar het probleem van ontbrekende solidariteit is ermee opgelost.
SP-Kamerlid Emile Roemer (links) besprak na afloop van de persconferentie de plannen van het Crisisberaad met voorzitter Wim van Sluis.
Het Crisisberaad onder voorzitterschap van Wim van Sluis presenteerde zijn plannen woensdag 14 oktober in Nieuwspoort op het Binnenhof, daags vóór de Tweede Kamer de crisis in de binnenvaart behandelde. Met als opzet dat de oplegregeling daar meteen aan de orde kon komen. Een opzet die slaagde.
153,5 miljoen euro
Deelname aan het opleggen is vrijwillig en gebeurt per periode van vier weken. Wie daaraan mee wil doen zal moeten tenderen. Bij overinschrijving gaat de gunning voor het stilliggen naar de laagste bieders. Op basis van kostenberekeningen van NEA wordt de bandbreedte 6 tot 15 eurocent. Die vergoeding per ton per dag dekt alleen de kosten voor het opgelegde schip: de rentekosten over vreemd vermogen, plus 60 procent van de verzekeringskosten (ligpolis) en 50 procent van de gemiddelde reparatie- en onderhoudskosten. Voor het gederfde inkomen moeten schippers en personeel een beroep doen op bestaande algemene regelingen: respectievelijk de Bijzondere Bijstandswet Zelfstandigen en deeltijd-WW.
Uitgaande van gemiddelde oplegkosten van 10,5 cent per ton beraamt het Crisisberaad de kosten op 153,5 miljoen euro voor de komende vijf jaar. Dat geld moet worden voorgefinancierd door de banken (de vier grote Nederlandse banken en twee Belgische). Van de overheid zal een garantstelling nodig zijn. Ook vraagt het Crisisberaad de rijksoverheid om de kosten van de beheersorganisatie (500.000 euro per jaar) op zich te nemen.
De scheepseigenaren moeten bijna 90 miljoen terugbetalen. Dat kan via een bedrag per ton laadvermogen, een bedrag per vervoerde ton of een opslag op de gasolie. Maar daarmee beginnen ze pas in 2011, zo is het voorstel, als de verdiensten dat weer toelaten. Bovendien wordt de terugbetaling uitgesmeerd over tien of vijftien jaar.
De rest van het geld moet komen van de banken (ruim 46 miljoen), de zeehavens (5 miljoen), de Europese sloopgelden (10 miljoen, het deel van de droge lading en de containerschepen) en de Rijksoverheid (2,5 miljoen euro).
De oplegregeling is alleen bedoeld voor drogelading- en containerschepen. Duwbakken (tenzij ze deel uitmaken van een koppelverband) vallen niet onder de regeling. Bakkeneigenaren hoeven dus ook niet terug te betalen. Voor hen zou nog een afzonderlijke regeling opgetuigd kunnen worden.
Tarieven
Met de oplegregeling moet de overcapaciteit verminderd worden. In 2010 zou 30 procent van de laadcapaciteit stilgelegd moeten worden. In de jaren daarna daalt dat percentage, zo is de verwachting, aangezien de wereldhandel en het vervoersvolume dan weer groeien.
De oplegregeling is onmogelijk zonder de steun van de politiek en de overheid. Daar lijkt het Crisisberaad op steun te kunnen rekenen. Emile Roemer (SP) wees erop dat maatregelen zo snel mogelijk ingevoerd moeten worden omdat het water veel schippers tot aan de lippen staat. Dat beaamde Erik van Toor, manager Kantoor Binnenvaart. Volgens hem verkeert 60 procent van de schippers in financiële moeilijkheden.
Een volgende horde is de Nederlandse Mededingingsautoriteit. De Nma heeft zich al kritisch uitgelaten. Ook al bezwoer Wim van Sluis dat het Crisisberaad met de regeling niet de tarieven kan beïnvloeden (want dat is taboe). “Kijk maar naar het lage water van dit moment. Daardoor zijn de tarieven ook niet gestegen. We kunnen hooguit de omloopsnelheid verhogen.”
“De Mededingingswet geldt altijd, of we nu hoog- of laagconjunctuur hebben”, zei een woordvoerster van de NMa, die bij de persconferentie aandachtig meeluisterde. Die wet biedt wel een uitzonderingsmogelijkheid: die komt erop neer dat de maatregel moet leiden tot een duidelijke efficiëntieverbetering. Het voornaamste argument blijkt dat zowel de verladers als de consumenten baat hebben bij instandhouding van het binnenvaartmarkt. De angst van het Crisisberaad is dat zonder oplegregeling honderden schippers failliet gaan en dat hun schepen voor lage prijzen worden opgekocht door grote partijen die vervolgens zo’n marktmacht krijgen dat ze de markt in hun greep krijgen.
Nieuwbouwstop
Het streven is dat de regeling al op 1 januari ingaat, al hield Van Sluis al rekening met een ingangsdatum van een paar maanden later. Het Crisisberaad zal proberen Duitsland, Frankrijk en België achter de oplegregeling te krijgen. Sluiten die landen niet vóór de start aan, dan begint Nederland toch alvast.
Wat het Crisisberaad ook nog wil regelen is een nieuwbouwstop. Anders zou de capaciteit nog verder toenemen. Er zouden al 165 schepen en 50 bakken in bestelling zijn. Gedacht wordt over een datum (1 januari of 1 april 2010) waarna nieuwe schepen op de markt worden geweerd. Bij het Algemeen Overleg over dit onderwerp in de Kamer een dag later bleek al dat ook nieuwe schepen ‘gewoon’ mee moeten kunnen doen aan de regeling.