Uitgenodigd door een gewaarde relatie mag ik al enige jaren deelnemen aan een leuk toernooitje op een mooi gelegen golfbaan. Wandelen door het zeer groene gras met een klein en vervelend balletje, een goede borrel en een diner gekoppeld aan een goed doel. Laat thuis, overladen met een aantal onbekende visitekaartjes en de volgende dag een licht zeurende hoofdpijn. Alles voor de klant en het netwerk…
Ook dit jaar valt de uitnodiging in de mailbox en ik bespeur onmiddellijk een lichte tegenzin. Zou dat te maken hebben met die Frits van vorig jaar? Een keurige meneer op het eerste gezicht, maar in werkelijkheid een pittbull van de ergste soort. Vijf lange uren mee samengespeeld en naaste tafelgenoot bij het diner.
Daarna nog maanden achtervolgd door zijn vragen over woekerpensioenen, altijd met een vervelende ondertoon en achterdocht.
Ik bel met de secretaresse die alles regelt. Ze lacht en vertelt dat Frits inmiddels heeft afgezegd. Goed nieuws en gerustgesteld schrijf ik in.
Enige maanden later ben ik op de bewuste golfbaan. Het is augustus, het regent pijpenstelen, maar natuurlijk gaat het door. Koffie met gebak en een opbeurend woord van de directeur, die vertelt dat het later die dag nog wat harder gaat regenen, maar dat het de pret niet drukt.
In alle rumoer hoor ik een vaag bekende stem en bij de kleedkamer wordt het waarheid: Frits doet tóch mee. Joviaal begroeten we elkaar; hij verontschuldigt zich onmiddellijk en lachend voor zijn eerder gedrag en ik zeg dat het niet zo erg was. En heel gezellig… we spelen ook dit jaar weer met elkaar.
Halverwege de wedstrijd, alles is kleddernat en de eenden hebben de sloot verlaten, begint het. Eerst langzaam en nog pieperig, later harder en ongeremd: een klaagzang over Nederland Pensioenland. Over kosten, opbrengsten, witteboordencriminelen, provisies,
zwarte zwanen, slechte politici, corruptie en ga zo maar door.
Het regent nog harder en mijn natte hoofd besluit tot een zeurende hoofdpijn. Het spelletje verandert in een waterballet en mijn humeur en de score zijn diep onder water. Eindelijk is de laatste bal geslagen, we geven elkaar een hand en hij loopt mopperend weg.
Later die avond, na een prachtig diner, spreekt hij mij aan. “U moet het allemaal niet persoonlijk opvatten, begrijpt u wel. Ik wil mijn geld terug en ik krijg het niet.”
Ik knik begrijpend en wens hem een goede thuiskomst.
Met de poedelprijs op zak kom ik thuis en ik besluit: ik doe nooit meer mee.