Winter 1890-1891 (deel 6)
21
Om de reis weer voort te zetten
Heeft het ijs dat doen beletten
’t Vroor aanhoudend nacht en nacht
Lagen daar drie volle dagen
Gingen toen naar “Vreeswijk” jagen
Elk twee gulden, was de vracht.
22
Schoon wij moesten naar “Vianen”
Maar wie zou de weg ons baanen
Over de rivier de “Lek”
’t Water was zeer hoog gestegen
Boven peil, van vroegere regen
En besloeg een groote plek.
23
Na drie dagen zonder draalen
Ging het water weder dalen
Dat de balken voor de “Sluis”
Daarna weer zijn weggenomen
En toen zijn wij er door gekomen
Waren voor de regen ’t huis.
24
Ja, betrekkelijk voor den regen
En beschouwde het als een zegen
Daar de vorst sterk en geducht
Weer opnieuw haar scepter zwaaide
En de oostenwind fel waaide
’t IJs weerkaatste in de lucht.
(copyright Albertus Geel)
(foto Michel van Kooten)
Op maandag 29 februari: de laatste episode