Wat lees je in episode 4
In deze episode vinden we een tweede aanwijzing voor de datering. De spoorwegen gebruikten tot 1878 ijzer voor de spoorstaven; na 1878 werd het staal. Staal is lichter dan ijzer, aldus de 1995-dissertatie van P.D. Groote aan de Rijks Universiteit Groningen. IJzer is gietijzer.
Hieruit kunnen we afleiden – mits Albertus niet ijzer verwart met staal – dat het verhaal zich niet na 1878 kan afspelen. Dus: 1876, 1877 of 1878.
Het “Spanjaardsdiep”, de 25e alinea. Spanjaarden hebben daar historie liggen. De Noord is de getijdenrivier tussen Dordrecht en Rotterdam. Duidelijk & vindbaar.
Het diep is verdwenen op alle kaarten. Geen spoor. Wat & waar is dit Spanjaardsdiep?
¿En Holanda, dónde está el profunda español?
Schepen kunnen zich nog steeds gecontroleerd laten meenemen door in- of uitstromend water bij vloed of eb. Zouden schepen nu minder gehaast worden, en rustiger varen, dan spaart dat veel brandstof.
Sander Geel
Episode 4 Sporen van water
21
Zo kan het ligtelijk gebeuren
Dat men soms wel om dit of dat
Vertoeven moet voor eenen Stad
En dat wel leiden kan tot treuren
’t Verliep met ons één dag en nacht
Tot ons de wind te Dordrecht bragt.
22
En t’ Dordrecht even aangehouden
Bekwamen wij een nieuwe vracht
’t Was spoorhout, wie had dat verwacht
Dat z’ons, zeer vlug de wal af sjouwden
Met acht last ijzer daar nog bij
Maar moesten wachten op ’t getij.
23
Maar in dien tusschentijd te zeggen
Wij troffen daar een buurman aan
Die kwam ook leeg bij ’t vlas vandaan
En bleef een wijle bij ons leggen
Die moest ook laden van ’t kantoor
Zoo ‘k zeg maar “Raalte”, hout, voor ’t spoor.
24
Wij voeren ’t zaam van “Dordrecht” heenen
De wind was mee, schoon in de stroom
En namen in de “Noord” een boom
Maar mocht ons weinig hulp verleenen
Op ’t eind moest ’t anker voor de boeg
Tot dat de stroom ons weer verjoeg.
25
Wij dan een weinig daar gelegen
Onmiddellijk aan het “Spanjaardsdiep”
En ons de eb tot varen riep
Vanzelf die was ons daar niet tegen
Zijn wij het spoedig afgezeild
En zoo aan ’t eind daar ’s nachts verwijld.
26
De morgenstond bracht nieuwe zorgen
Wij zeilden weer de IJsel in
En dat ging ons naar den zin
Dat bleef niet in een hoek verborgen
Daar wind en stroom te zaam gevat
Ons bracht te “Gouda”, aan de “Stad”
27
We zeilden door de dorpen heenen
Hoewel het weer ongunstig scheen
De regen sloeg reeds naar beneen
Maar hielden ’t nogal op de beenen
Tot we eindelijk met de schemering
Ons vleiden met de “Wetering”
(Copyright Albertus Geel)
(Zicht op Rotterdam. foto Michel van Kooten. Meer foto’s)
Volgende week episode 5: Midweek Hoofdstad 1878