Duitsland moet bij de uitbouw van de Donau tussen Straubing en Vilshofen kiezen voor de duurdere variant C 2.80. Daartoe heeft de EBU de Duitse minister van Transport Ramsauer en de Beierse minister-president Seehofer opgeroepen omdat dat de enig juiste beslissing is in de ogen van de Europese binnenvaartorganisatie.
Binnenkort zou de Duitse overheid een officiële beslissing moeten nemen over de flessenhals in de Donau. Al wordt er in Duitsland zelf al rekening mee gehouden dat de aanstaande verkiezingen voor uitstel zorgen.
Meerwaarde
“In december werd het resultaat van de economische studie met doorberekening van de twee varianten van de uitbouw van de Donau gepubliceerd. Daaruit bleek duidelijk dat variant C 2.80, die voor de binnenvaart de benodigde meerwaarde betekent, veel betere resultaten vertoont.” Aldus de EBU. Met die variant is gemiddeld 301 dagen per jaar sprake van de verlangde aflaaddiepte van 2,50 meter.
De haven van Deggendorf, tussen Straubing en Vilshofen. (archieffoto Sarah De Preter)
Stuw
De al jaren door de binnenvaart gewenste C-variant is duurder dan alleen stroomregulering (variant A), doordat de bouw van een stuw bij Aicha en de aanleg van een kanaal ter hoogte van de Mühlhamer Schleife nodig zijn. Die variant levert echter ook meer op; met variant A is de rivier slechts 185 dagen met een diepgang van 2,50 meter te bevaren. Milieu-organisaties willen liefst geen enkele ingreep, en anders hooguit variant A.
Kosten-batenanalyse
De EBU wijst erop dat het traject tussen Straubing en Vilshofen deel uitmaakt van een belangrijk Europees infrastructuurproject en een belangrijke schakel is in een van de grootste transeuropese netwerken. “De studie toont aan dat de beoordeling van de kosten-batenanalyse duidelijk voor de uitbouw van de Donau op basis van variant C 2.80 spreekt.”
EBU-voorzitter André Auderset schrijft in zijn brief aan Transportminister Peter Ramsauer en de Beierse minister-president Hort Seehofer dat alleen met die variant aan de klanten van de binnenvaart een betrouwbare dienst geboden kan worden. “Bovendien voldoen alle met de uitbouw in deze variant verband houdende maatregelen aan de milieueisen en kunnen worden gecompenseerd.”
Cofinanciering TEN-T
Van belang is volgens de EBU ook dat variant C.280 in tegenstelling tot variant A het voordeel van cofinanciering uit de Europese TEN-T-fondsen biedt. Ook van de beschermingsmaatregelen tegen hoogwater en voor het milieu. Die bijdrage van de Europese Unie kan oplopen tot 30 procent van de aanlegkosten.
“Dit alles in ogenschouw nemende is in de optiek van de EBU alleen de keuze voor variant C 2.80 mogelijk waarmee op grond van de studie een hoog modal shift potentieel is aangetoond.”
De vereniging wijst er in haar schrijven op dat de binnenvaart als milieuvriendelijke modaliteit nog over voldoende capaciteit beschikt om het stijgende vervoer op te vangen “en de files op de Duitse en Europese wegen en de daarmee verbonden kosten en negatieve gevolgen voor de maatschappij te verminderen. Op grond van de lage CO2 emissies van de binnenvaart verlaagt dit tevens de belasting van het milieu.”